De limietscheiding van 1619 In 1619 wilde men deze moeilijkheden vóór zijn. Hoewel op dat moment de meeste schorren niet rijp waren om bedijkt te worden, stelde men alles in het werk om de limiet- of paalscheidingen van de ambachtsheerlijkheden voor het hele eiland vast te stellen. In zijn rekening van 1620 schreef de rentmeester van de Nassause Domeinen op Noord-Beveland: bij laste van Mijne Gen: Heere den Prince van Oraengien betaelt tot bevoirderinge en ten dienste van de visitatie van de Gorssen en om te prepareren affscheydinge van de Limiten, van Noortbevelant (bedoeld wordt Oud- en Nieuw-Noord-Bevelandpolder), Cortkene, Geersdijck, Wissenkercke, Campen ende Soetelinckercke, met Weel ende Vliete, mitsgaders opt accoordeeren ende approbeeren van de voors. respective limiten, als de costen van de landmeeters, gedaen int meeten, affsteecken ende caerteeren van de voors. Gorssen ende Slijcken van geheel Noordtbevelandt etc.11 Om de grenzen vast te leggen, was een groot gezelschap op Noord-Beveland neergestreken. Het verblijf was op kosten van de Prins, dus de heren wilden wel komen. Later moest de rentmeester dit in de boeken verantwoorden en beargumenteerde de kosten als volgt: Ende zijn de comparanten ende hare Ed: Afb. 3. Sophiapolder, topografische kaart circa 1850. (Bron: WatWasWaar?) geaccompaengneerden off gedefroyeer den (in de kost vrij gehouden) geweest in zeer competenten getaele, ter somme van int geheel £42.14.10.2) In de rekening zien we verder uitgaven voor de matrozen van het jacht, die de heren van de Nassause Domeinraad, evenals de portionaris-ambachtsheren met de sloep naar de gorzen heen en weer hebben gevoerd. Ook de stellenaars worden genoemd vanwege hun aanwijzingen op de gorsingen van Wissenkerke met Weele en Vliete. Een groot deel van het jaar 1619 waren de landmeters Jan en Frans Simonssen Indervelde op het eiland bezig. Niet alleen om het land op te meten, maar ook om te zien hoe de aanslibbing kon worden bevorderd. In hun verbaal van de 'raayinge, metinge en het stellen van de scheidpalen van de buitengorsen en slikken', gaven zij van de respectievelijke ambachten de grenzen aan.3) In dit verhaal is alleen de beschrijving van de noordgrens van het ambacht Geersdijk en Wissenkerke van belang. Men begon bij de sluis van de Nieuw-Noord- Bevelandpolder in het noordwesten en ging lijnrecht naar de oude dijkstalen van Vliete en voorts over Weele naar Campen, de oude dijkstalen gevolgd, liggende beneden in het slik. De noordgrens van het ambacht werd als volgt beschreven: ten noorden de seedijck ende 't Fael ende ook de Heeren Eygenaers van Vliete en Weele. Voor hun referentiepunten gebruikten de landmeters diverse torens in de omgeving, zoals die van Zierikzee, Kortgene, Abdijtoren van Middelburg en Veere. De toren van Oud-Wissenkerke werd bij het raaien niet gebruikt. Het akkoord is in april 1620 bekrachtigd door enerzijds prins Maurits en anderzijds jonkheer Henrick van Thuyl van Serooskercke, ridder Gillis van Wissenkercke, Henrick van Wijngaerden, Philibert van Thuyl van Serooskercke en mr. Jacob van Campe.4) Lange tijd kon men met dit contract slagvaardig te werk gaan. De schorren konden, zodra ze hoog genoeg 3

Tijdschriftenbank Zeeland

De Spuije | 2012 | | pagina 5