voorloopige brugplannen te dragen, indien
het bestuur het request van 4 juli aan de
Provinciale Staten wilde terugtrekken.
Mede verklaarde het college zich bereid
de kosten van de extra boot na de gewone
diensturen te brengen van 10,- tot 5,-.
De toegezegde latere bootverbindingen
werden weer ingetrokken.
Met drie stemmen tegen ging men met het
voorstel akkoord, met het uitdrukkelijk
verzoek een uniform tarief voor het over
zetten van auto's in te voeren en het, zowel
voor het publiek als voor het personeel
omslachtige, tekenen van het beurtvaart-
adres op te heffen.
De vergadering was van oordeel dat de
provincie wel wilde helpen maar dat aan
de groote winsten die de veerdienst afwierp
en die Noord-Beveland als extra belas
ting waren opgelegd niet mocht worden
getornd.6'
Op 12 november heeft het comité haar
request van 4 juli voorlopig teruggeno
men.7' Een maand later, op 10 december,
stelden de Provinciale Staten 3.000,-
beschikbaar om uit te zoeken of het
brugplan levensvatbaarheid bezat. Dit
onderzoek zou een halfjaar vergen. Men
dacht dat het verleggen van de veerdienst
naar Schouwen- Duiveland-Colijnsplaat,
de mogelijkheid zou scheppen meer dien
sten te houden tussen Zierikzee en Noord-
Beveland. Daarbij was het de vraag of te
Colijnsplaat een inloophaven zou worden
gemaakt.8'
Begin 1934 kwam er een brief van het
Provinciaal Bestuur van Zeeland aan de
voorzitter van de 'Vereniging de Noord-
Bevelandsche Brug', de heer J.H.C. Mathijs
te Kortgene.
De Provincie was bereid een door het
bestuur aan te wijzen ingenieur op te dra
gen, op kosten van de provincie 300,- per
maand) een onderzoek in te stellen naar
de mogelijkheid van het verkrijgen van
een brugverbinding tussen Noord- en Zuid-
Beveland.
Tot dan waren ze bereid de tarieven voor
het vervoer van landbouwproducten (per
veerboot) eene billijke verlaging te doen
ondergaan en de kosten voor een extra boot
na den gewoonen tijd, terug te brengen van
10,- tot 5,-.9'
Er werden ook al plannen en begrotingen
gemaakt voor het beweegbare deel van de
brug. Er was een plan voor een hefbrug
met een onderdoorvaarthoogte van 46,50
meter NAP. En verder ook een plan voor
een basculebrug. Tenslotte moest er ook
een viaduct komen voor de trambaan bij
Wolphaartsdijk.
In de NRC verscheen een stuk van een
belangstellende lezer die pleitte voor een
dam in plaats van een brug. Dit maakte
van Noord-Beveland een deel van het
vaste land met veilig verkeer en vergemak
kelijkte ook de aanvoer van gas, water,
elektriciteit enz. Deze dam schiep de moge
lijkheid van gemakkelijke uitbreiding van
alle verkeer, tevens die van landaanwinst
waardoor langs de geheele Zuidkust nieuwe
verkeersstroomen kunnen ontstaan. Als enig
nadeel diende hierbij genoemd te worden
dat een geringe scheepvaart zich den omweg
over de Oosterschelde moet getroosten.
Op 29 april 1934 bood aannemer Arie Smit
een oude brug aan die bij Katerveer (bij
Zwolle) was vrijgekomen. Het aanbod werd
afgewezen. Op 6 juni werd met de werk
zaamheden ter voldoening van de aan de
hoofdingenieur verstrekte opdracht begon
nen. Er werden terreinopmetingen en pei
lingen in de Zandkreek verricht, grondbo
ringen gedaan en dijkprofielen verzameld.
Met deze gegevens werd een situatieteke
ning gemaakt. Het werkfonds dat door de
overheid was opgericht om de werkloosheid
te bestrijden liet weten geen bijdrage te
willen leveren.10'
In 1935 kwam er schot in de zaak. Op 10
april vergaderde een commissie van enige
leden van GS onder voorzitterschap van
de commissaris der Koningin in de 'Stads-
wijnkelder' te Kortgene met verschillende
polderbesturen uit Noord-Beveland.
's Ochtends was al overleg gevoerd met de
raden der vier gemeenten, Colijnsplaat,
Kats, Kortgene en Wissenkerke.
14