De kosten van de brug waren geraamd op
1.100.000,-. In het midden van de brug
zou een beweegbaar gedeelte gemaakt
worden. De afstand tussen de onderzijde
en het hoogwaterpeil zou ongeveer 7 meter
bedragen. De brug zou 5 meter breed wor
den zodat twee voertuigen elkaar konden
passeren. Aan beide zijden zou een pad
lopen van 1,25 meter breed. Het beweeg
baar gedeelte zou dag en nacht bediend
kunnen worden.
Het Rijk was bereid om de aanleg van de
oprit aan de Zuid-Bevelandse oever (inclu
sief viaduct) geheel voor zijn rekening te
nemen.
De veergelden brachten jaarlijks 48.000,-
op. Het eerste jaar dat de brug er lag
dacht men 50.000,- te kunnen innen, het
tweedejaar 51.000,-. Na het zesde jaar
hoopte men dat het tolgeld met 10 procent
verlaagd zou kunnen worden.
De rekening sloot met een tekort van
10.000,-. Dit zou door de provincie en de
streek opgebracht moeten worden.
De commissie zou aan GS voorstellen aldus
te handelen:
1. Handhaving van het veer Kamperland-
Veere.
2. Afstand door de provincie van de winst
(plm. 12.000,-) op de veerdienst Kort-
gene-Wolphaartsdijk vanaf 1936.
3. De provincie zou gedurende 20 jaar, jaar
lijks 5.000,- bijdragen.
4. De vier gemeenten van Noord-Beveland
zouden gedurende 20 jaar 0,35 per inwo
ner bijdragen, wat neerkwam op 2500,-
per jaar.
5. De polders werden in vier klassen ver
deeld. De meest nabij gelegen polders
vormden de eerste klasse. Deze zouden een
bijdrage moeten leveren van 0,45 per ha.
Tweede klasse betaalde 0,40. De derde
0,35 en de vierde 0,30. Dit zou dan gedu
rende twintig jaar uitkomen op 2500,- per
jaar. De minister van Waterstaat was bereid
ten laste van het verkeersfonds een bedrag
van ten hoogste 108.000,- bij te dragen,
omdat de zuidelijke oprit beschouwd kon
worden als noordelijk einde van de weg
no. 58c van het Rijkswegennet. En uit het
Provinciale Wegenfonds kon gerekend wor
den op een bijdrage voor de noordelijke oprit
van 75 procent van de kosten, geraamd op
56.000,-. Met inachtneming van boven
staande konden de bouwkosten van het
gekozen type, met een afrolbasculebrug
gesteld worden op 1.000.000,-.n)
Voor de financiering werd de volgende
opzet voorgesteld:
15
Bedrag jaarlijkse aflossing
1. Af te lossen in 30 jaren: afrolbascule en bewegingsinrichting 68.000,- 2.300,-
2. Af te lossen in 50 jaren: disagio lening, rente verlies
tijdens de bouw en onvoorziene kosten 89.000,-
ontwerp en toezicht tijdens de uitvoering f 65.000.-
154.000,- 3.100,-
3. Af te lossen in 75 jaren: 214.000,- 2.900,-
4. Af te lossen in 100 jaren: constructiewerk bruggen, pijlers,
landhoofden, toeleidingswerken en noordelijke toegangsweg f 564.000.- f 5.700.-
Totaal ƒ1.000.000,- 14.000,-
Men kwam tot een jaarlijkse last van: Aflossing en afschrijving 14.000,-
Rente van 1.000.000,- a 3,5 35.000,-
Onderhoud 6.800,-
Tolheffing en bediening f 8.000.-
Jaarlijkse kosten 63.800,-