1
Er was rekening gehouden met een rente
voet van 3,5 procent. Mocht de provincie
daar niet voor kunnen lenen, dan werd de
bouw voorlopig niet ten uitvoer gelegd.
Bij de geraamde ontvangst aan tolgelden
van 50.000,- zou er een tekort zijn van
13.800,-. Met de door de provincie ter
beschikking gestelde winst van de veer
dienst, jaarlijks 12.000,-, zou tijdens de
bouw een reserve gevormd worden van
36.000,-.
De streek zou zich jaarlijks moeten ver
binden tot een bijdrage van 10.000,- per
jaar gedurende twintig jaren: gemeenten
2.500,-, polders 2.500,- en de provincie
5.000,-.
Er werd op gewezen, dat wanneer niet alle
gemeenten en polderbesturen op het eiland
hun volle en onvoorwaardelijke medewer
king verleenden, er van de bouw van de
brug niets kon komen.
Enkele polders wensten zich afzijdig te
houden of stelden voorwaarden. Om te
komen tot de gewenste eenparigheid zou
een oplossing worden gezocht.
De voorzitter besloot: De brug over de
Zandkreek zal er komen omdat het strekt
ten nutte, niet slechts van klein, hoewel
geenszins deel van ons gewest maar deel
van de geheele provincie, en omdat de
veele en veelsoortige werkzaamheden, aan
den bouw verbonden, mede kunnen hel
pen bij de bestrijding van de werkeloos
heid.
Er moest een nieuw orgaan in het leven
worden geroepen dat de bouw ging uitvoe
ren. Een NV werd minder gewenst geacht
daar er geen winstoogmerk was. Het werd
een stichting, waarin werd deelgenomen
door de provincie, de gemeenten en de pol
ders in Noord-Beveland.
De stichting zou volgens de hierna te noe
men verhouding, alle kosten en risico's, die
uit de bouw en exploitatie voortkwamen,
gemeenschappelijk dragen. Het stichtings
kapitaal werd beperkt tot 10.000,-. De
provincie droeg 5.000,- bij, de gemeenten
2.500,- en de polders 2.500,-. Dit alles
in verhouding tot de belastbare opper
vlakte.12'
Op 25 mei 1935 kwamen de commissie
uit GS met CdK, de gemeenteraden en de
polderbesturen weer bij elkaar. Het eerste
enthousiasme bij de polderbesturen voor de
brug was enigszins bekoeld.
De ingelanden zagen voornamelijk op tegen
het altijd garant blijven. De commissie
vroeg zich af of de plannen wel doorgang
konden vinden, daar van GS niet meer kon
worden verwacht dan was toegezegd. De
gemeenteraden hadden nog geen antwoord
gegeven of ze bereid waren in de plannen
toe te stemmen. De polders waren te verde
len in vier groepen: 1. Polders die akkoord
gingen. 2. Polders die nog geen antwoord
gaven. 3. Polders die zonder opgaaf van
redenen weigerden op de plannen in te
gaan. 4. Polders die onder voorwaarden
bereid waren, doch voor wie het altijd
garant blijven een struikelblok was.
Men moest tot overeenstemming komen
anders kwam er niets van. De heer Van der
Maas van de Jonkvrouw Annapolder zei dat
deze polder bereid was subsidie te geven. De
heer Versprille van de Oud Kortgenepolder
zei dat de ambachtsheren bezwaar maakten
tegen garant blijven, zo ook de ingelanden
van de Westpolder, Adriaan- en Stadspolder.
Deze polders hadden geen bezwaar tegen
een hogere bijdrage per hectare.
Er werd meegedeeld dat van de ingelanden
de grootgrondbezitter, vertegenwoordigd
door de heer Heyse, tegen het garant blij
ven was, als ook de heren Fransen van de
Putte, notaris Pilaar en notaris Markusse,
rentmeester van mevrouw Danckaerts.
De burgemeesters Koster van Kortgene,
Stüte van Colijnsplaat en Kats en Geuze
van Wissenkerke dachten dat hun gemeen
ten wel akkoord zouden gaan. De gedepu
teerde Van Bommel van Vloten zegde toe,
een bespreking te houden met de tegen
standers.
Op 7 juni verleende de minister van water
staat een bijdrage van 108.000,- in de
kosten van voorbereiding.
Provinciale Waterstaat gaf opdracht tot het
doen van grondboringen (6 x 30m) en het
steken van monsters. Aannemersbedrijf
Visser en Smit uit Papendrecht nam het
aan voor 989,-.
16