Er kwam een brief van het Ministerie van
Waterstaat: er was een wet in de maak om
het veerrecht om te zetten in 'brugrecht'
zodat er tol geheven kon worden. Vervol
gens werd een voorschot toegezegd van
1.060.000,- op voorwaarde dat er 25 jaar
tol zou worden geheven.
Vanaf 9 april 1936 werd de heer Aart
Adriaan Markusse uit Kortgene in dienst
genomen als tijdelijk teekenaar bij de
voorbereiding van de overbrugging van de
Zandkreek voor 75,- per maand.
Op 13 maart 1937 verscheen in 'Het Noord-
Bevelands Nieuws en Advertentieblad' een
artikel met de kop: Is de brug weer inge
dommeld?
Gesteld werd, dat als de minister niet mee
werkte en zijn goedkeuring onthield aan
tolheffing, er van de brug niets terecht kon
komen. Men werkte van hoogerhand niet
mee omdat men het achterland te klein
vond. Intussen zat Noord-Beveland met
een veer, dat niet alleen gebrekkig maar
ook gevaarlijk werd.
De steigers waren zover versleten, dat
bij zware vracht de draagkracht wel eens
onvoldoende kon zijn. Men zat opgesloten
bij zeer hoog en zeer laag water.
Op dinsdag waren er bij grote drukte
soms lange wachttijden (markt in Goes).
De treinen van 6.07 uur en 22.06 uur en
23.49 hadden voor de eilandbewoners geen
waarde. De vrachtauto's naar de veiling
konden niet op tijd terug zijn. Met veel
enthousiasme was destijds het brugcomité
opgericht, maar het scheen niet meer zo
hard te werken. Raakte het plan van de
baan, dan was er alle kans dat het voor
goed verkeken was. Lag het misschien op
de weg om de KNAC of de ANWB en de
BBN in de arm te nemen.
Sliep het brugcomité? Sinds de voorzitter
vertrok was er niet meer vergaderd.14'
In juli 1937 vergaderde het comité weer,
voor het eerst na 1935, onder vicevoorzitter
de heer J. Geuze, burgemeester van Wis-
senkerke.
Gebleken was dat de vorige minister van
Waterstaat zich verzette tegen een brug
waarop tol zou worden geheven. Nu er
inmiddels een andere minister was, ging
men opnieuw een actie beginnen.
Er was in de Provinciale Staten een brug-
commissie gevormd, bestaande uit de com
missaris der Koningin en de heren Stieger
en Van Bommel van Vloten. Met deze com
missie zou men overleg plegen.
Een lid uitte zijn misnoegen over de veerta-
rieven. Op de Westerscheldeveren betaalde
men voor een auto 0,60 en hier voor
twee minuten varen 0,50. Een ander lid
meende dat men hier niet over moest spre
ken daar de winst van het veer ten goede
zou komen aan de bouw van de brug. In de
vacature van voorzitter werd niet voorzien.
De vicevoorzitter zou voorlopig deze functie
waarnemen.15'
De commissie van de provincie reageerde
op het bericht van de laatste vergadering
van het comité, dat men volop actief was.
Er was in 1936 niet minder dan 13.510,-
ten laste van de provincie uitgegeven ten
behoeve van de voorbereiding: grondboring
842,-, beproeving betonpalen 9.845,-,
onderzoek ligging elektriciteitkabels
181,-, trekken van grondmonsters 90,-,
onderzoek grondmonsters 450,-, opma
ken dieptesonderingen 600,- en opmaken
van een ontwerp voor de elektromechani-
sche installatie van het beweegbare deel
1.500,-,16)
In 1938 werd een begroting opgemaakt
door het Ministerie van Waterstaat.
Totale kosten van de overbrugging
geraamd op: 1.320.000,-.
Af: de zuidelijke toegangsweg voor de rege
ring 165.000,-.
Toevoeging: de winst van het veer Kort-
gene-Wolphaartsdijk gedurende driejaar
95.000,-.
Te lenen a 2,5 1.060.000,-.
De provincie zou jaarlijks 10.000,- bij
dragen. De gemeenten 5.000,- en de
polders 5.000,-. De opbrengst van de
tolgelden werd geschat op 50.000,- per
jaar met een verhoging van 2 procent
per jaar. Bij het eind van de tolperiode
verwachtte men 166.000,- in kas te heb
ben als bedrijfskapitaal. De minister van
Waterstaat Lith de Jeude was opgevolgd
door mr. dr. Van Buren. Deze moest een
18