Brand in het land van Goes
O.W. Hoogerhuis
Jan Lensen, landbouwer in de Nieuw-
Neuzenpolder, stond op donderdagavond 21
juni 1877 op de Westerscheldedijk. Het was
die avond erg warm en onweerachtig en hij
zag in de richting van Zuid-Beveland een
brand die op grote afstand zichtbaar was.
In zijn bewaard gebleven dagboek noteerde
Lensen: het was van Avond zwaar onweer,
het heeft goed geregend, in het land van
Goes was er braand, de Heere heeft ons nog
gespaard A
Aangenomen mag worden dat deze brand
de bijzondere aandacht van Lensen mede
heeft getrokken doordat er in die tijd nog
nauwelijks sprake was van kunstverlich
ting. Bovendien is het een bekend natuur
verschijnsel dat na het voorbijtrekken van
buien het soms opvallend helder kan zijn.
Grote brand in Kapelle
Na enig zoekwerk in de Krantenbank Zee
land bleek al snel om welke brand het hier
ging. Voorafgaande aan de onweersbuien
die donderdagavond 21 juni 1877 over Zee
land trokken was het in de dagen daaraan
voorafgaande zeer warm en drukkend weer
geweest. Omstreeks half 9 's avonds vond
er in Kapelle blikseminslag plaats in het
koetshuis dat eigendom was van mr. Jacob
van der Mandere. Het koetshuis werd te
vens gebruikt als opslagplaats voor brand
stoffen; het stond in korte tijd in lichter
laaie. De brand sloeg daarna spoedig over
naar het woonhuis van de familie Van der
Mandere, gelegen aan het Kerkplein.2'
Aan het redden van het brandende gebouw
door de snel aanwezige Kapelse brand
weer viel spoedig niet meer te denken. De
te hulp gesnelde brandspuiten van Goes,
Schore en Kloetinge waren enige tijd later
ter plaatse en stelden zich op aan de ach
terzijde van het huis. Deze drie gemeente
lijke brandweren beperkten zich in hoofd
zaak tot het behoud van de belendende
percelen. Het huis van Van der Mandere
brandde geheel uit, met uitzondering van
het kantoor dat zich op de benedenverdie
ping bevond. Enige tijd later arriveerden
ook nog de brandspuiten van 's-Gravenpol-
der, Hoedekenskerke en 's-Heer Abtskerke
op de plaats van de brand, maar die hoef
den toen niet meer in actie te komen. Om
streeks te twaalf uren was men den brand
meester en het nablussen duurde nog tot
diep in de nacht. Sedert 100 jaar was er in
het centrum van Kapelle rondom de kerk
geen brand was geweest.3'
Uiteindelijk kon van het afgebrande woon
huis alleen de benedenverdieping worden
gered. Dit deel van de woning van Van der
Mandere werd bewoond door zijn zoon Pau-
lus Johan, die sedert 1873 burgemeester
van Kapelle was.4' Op de begane grond was
een kantoor gevestigd, dat tevens dienst
deed als gemeentesecretarie. Het grootste
deel van de inboedel kon hieruit worden ge
red. In deze ruimte werden onder meer het
archief van de gemeente en de akten van
de burgerlijke stand bewaard. Het gebouw
was verzekerd bij de Bataafsche Brand
waarborg- en Assurantiemaatschappij te
Den Haag.
Verslag in de kranten
De Goessche Courant was in haar verslag
over deze brand zeer te spreken over het
optreden van de stedelijke brandweer,
die met de spuiten nr. 1 en nr. 3 betrek
kelijk snel te hulp was geschoten.51 De
brandspuiten werden in die tijd nog door
paarden voortgetrokken en de manschap
pen moesten dan ook op die avond een
afstand van ongeveer 5 km te voet afleggen
naar Kapelle. Bij deze veel tijd kostende
verplaatsing van manschappen plaatste
de krant enkele kanttekeningen: Dit helpt
naar ons inzien nog zeer weinig. Een spuit
zonder personeel, al is hij nog zoo vroeg,
kan niets uitvoeren. Zou het niet doelmatig
wezen, om op de wijze van de Amsterdam-
sche brandweer, doch eenvoudig en minder
kostbaar, een langen wagen te laten maken,
24