Afb. 2. Het voormalige herenhuis van de familie Van der Mandere aan de westzijde van het Kerkplein te Kapelle. Dit is ge bouwd in 1878, nadat het vorige woonhuis op dezelfde plaats in 1877 was afgebrand. In mei 1940 is het huis door oorlogshan delingen verwoest. Tot 1897 is de beneden verdieping in gebruik geweest als gemeen tesecretarie. (Collectie Gemeentearchief Kapelle.) organisatie van de brandweer valt veel te leren uit de Verordening op het brandwezen in de gemeente Goes die is vastgesteld d.d. 30-8-1878.7> De gemeente Goes bezat in 1878 vier brandspuiten, die met spuit 1 t/m spuit 4 genummerd waren. Om bij brand snel ter plaatse te kunnen zijn stonden deze spui ten op verschillende plaatsen in de stad op gesteld. De brandweer stond onder leiding van een algemeen brandmeester en een plaatsvervangend algemeen brandmees ter, die tevens als secretaris fungeerde. Daarnaast waren er vier brandmeesters in functie. Verder bestond het personeel van deze vier brandspuiten uit: acht onder brandmeesters, zestien tellers, vier boden en vierhonderd manschappen en veertig man reserve. Duidelijk is dat er voor de operationele taken van de brandweer in die tijd opval lend veel mensen nodig waren. Wie werden daarvoor ingezet? In de eerste plaats vrij willigers, maar tevens alle mannelijke in gezetenen van de stad tussen 31 en 55 jaar. Zij werden door de gemeente ingeschreven in het Register voor de Dienst der Brand weer. Het uiteindelijk benodigde personeel werd door loting aangewezen. Een com missie van onderzoek boog zich over het verlenen van vrijstellingen. Men kon ook vrijstelling verkrijgen door het betalen van een afkoopsom. Een belangrijk hoofdstuk in de genoemde Verordening op het brandwezen betreft de hierin gestelde regels betreffende de oefe ningen met de spuiten en de onderscheiding steekenen.8) Regelmatige oefening door de brandweer was van groot belang. Dit deed men meestal vier keer per jaar, maar er mocht niet langer dan drie uur achtereen met de spuiten geoefend worden. Niettemin wordt in de Goessche Courant meer dan eens verontrusting uitgesproken over de slechte geoefendheid van de brandweer.9) Om een en ander bij brand organisatorisch zo goed mogelijk te laten verlopen was aan alle manschappen een nummer toegekend dat verwees naar de afdeling en brandspuit waartoe men behoorde. De platen, de pen ningen en andere onderscheidingstekens met het nummer moesten altijd goed zicht baar op de borst worden gedragen. Hoeveel mensen waren nu operationeel no dig voor een enkele brandspuit? Goes bezat in 1877 vermoedelijk vier slangenbrand spuiten met pompstokken naar het model van Jan van der Heijden, met paard of handgetrokken en met een vermoedelijke wateropbrengst van 300 a 400 liter per mi nuut en zelfaanzuigend.10) Voor dergelijke spuiten waren circa dertig mensen nodig, meestal verdeeld in drie ploegen van acht man. Het pompen met de pompstokken kostte veel kracht en dit kon men ongeveer 10 a 15 minuten volhouden; daarna moest aflossing plaatsvinden. Ook de spuitgasten maakten deel uit van de toerbeurten. Per brandspuit waren er meestal een of twee onderbrandmeesters. Besluit In de herbergen van Kapelle zal op de warme zomeravond van 21 juni 1877 het nodige bier zijn getapt. De grote uit slaande brand aan het Kerkplein was na enkele uren bedwongen en er waren geen slachtoffers te betreuren. Rondom de kerk moet het een drukte van belang geweest zijn met al het (brandweer)volk. Er waren 26

Tijdschriftenbank Zeeland

De Spuije | 2013 | | pagina 30