seizoen, maar waaruit die porties beston den is niet bekend. Alleen als er ter ere van één of andere speciale gelegenheid een extra bedeling werd gegeven, werd vermeld waaruit die bestond. Uit de aankoop van de levensmiddelen kunnen we wel enigszins opmaken waaruit de maaltijden bestonden. Meestal was het erwtensoep. Groene erwten, selderij, zout en peper stonden regelmatig op de bestel- lijst. Soms moet het ook wel soep zijn geweest waarin de erwten vervangen werden door gort of rijst. Uit notulen blijkt dat er klach ten waren over de rijstesoep, de erwten soep werd veel smakelijker gevonden. De aankoopprijs van gort of rijst zal lager zijn geweest dan die van erwten. Winterpeen en uien waren ook vaste in grediënten. Die gingen in de erwtensoep, maar soms werden ook flink wat aardap pelen aangeschaft. Dat zou ook kunnen betekenen dat hutspot op het menu stond. De aanschaf van karnemelk kan, in com binatie met gort of havergort, duiden op karnemelksegortpap. Welk gerecht er gebrouwen werd van witte bonen, zout, azijn, boter en mosterdzaad laat ik aan de fantasie van de lezer over. Grote veranderingen In 1846 waren de activiteiten van de soep kokerij dermate omvangrijk geworden dat er naar een vergroting van het lokaal moest worden gezocht. Uitbreiding met een tweede lokaal in het Gasthuis was niet mogelijk, dus ging het bestuur naarstig op zoek naar grotere vervangende ruimte. Het gemeentebestuur was bereid om een ander stadsgebouw beschikbaar te stellen. Met name werd gedacht aan het leegstaande gebouw van de getijdekorenmolen aan de Kleine Kade. Het bestuur had daar wel oren naar en er werd een commissie in het leven geroepen om één en ander te bege leiden. De commissie bestond uit de heren W. van Kerkwijk (tevens wethouder), Mr. Blaaubeen en Ds. De Peval.151 Het gebouw werd om niet beschikbaar gesteld door de gemeente. De stadsbouw meester Lannée de Betrancourt maakte een bestek met kostenberekening voor de verbouwing van de oude watermolen tot soepkokerij. Het totale bedrag kwam op 1227,55.16) In de vergadering van 18 februari 1848 bracht de commissie Van Kerkwijk verslag uit. Daaruit bleek dat er 2000,-. nodig was voor de verhuizing en de uitbreiding van de inventaris naar het gebouw aan de Kleine Kade. Besloten werd een renteloze lening te plaatsen bij de begunstigers van de Spijsuitdeling. De bestuursleden zouden op de beproefde wijze langs de deur gaan met de bekende intekenlijsten. De lening werd voltekend. Op 22 januari 1849 was de kogel definitief door de kerk: de oude water molen werd de nieuwe soepkokerij. Direct na de opening van het nieuwe gebouw kwa men B W het bezichtigen. De gemeente bood daarbij een jaarlijkse toelage aan van 600,-. en bovendien een extra toelage van 200,-. voor de verbouwing en de verhui zing.171 De armen van Goes konden voortaan hun maaltijden afhalen in het 'Soepuus', zoals de kokerij al spoedig in de volksmond werd genoemd. Tot op de dag van vandaag is het gebouw onder die naam bekend gebleven. De laatste periode van de Commissie voor Oeconomische Spijsuitdeling De voedselverstrekking is tot aan de Twee de Wereldoorlog blijven bestaan. De hele organisatie veranderde eigenlijk weinig. Er waren armen en er bleven armen. Het aantal bedeelde gezinnen en het aantal verstrekte porties nam de ene winter wat toe en dan weer wat af. In strenge winters steeg het aantal werklozen en nam het aantal verstrekte porties navenant toe. Ook de manier van fondsen inzamelen veranderde niet. Omdat de commissie zelf de financiële broek moest ophouden en er geen overheidssubsidies waren, bleef de beproefde methode van collecteren bestaan. Zo kon iedere winter de bedeling doorgang vinden. Zo nu en dan werd het vaste patroon der steeds terug kerende bedelingen doorbro ken en moest het bestuur van de commis sie naar inventieve oplossingen zoeken. Gedurende de Eerste Wereldoorlog, waarin Nederland weliswaar neutraal bleef, werd 34

Tijdschriftenbank Zeeland

De Spuije | 2013 | | pagina 38