onder. Het Nederlandse marineschip Hr.
Ms. Holland lag in de nabijheid van het
drama, maar weigerde hulp te verlenen,
omdat de neutraliteisstatus dat verbood.
Enkele Hollandse vissersboten, die daar
aan 't vissen waren, bemoeiden zich niet
met de ramp. Engelse vissersscheepjes
schoten wel te hulp, net als de Nederlandse
vrachtschepen Flora en Titan. Beiden
schepen redden vele Engelse marinemen
sen het leven en brachten die aan land. De
Flora bracht 286 man aan wal en de Titan
147. Naderhand zou een aantal verdronken
marinemensen op de Nederlandse kust
aanspoelen. Zij werden in ons land begra
ven.1'
Het drama telde 1.400 doden. Achthon
derd opvarenden konden worden gered.
De in Nederland aan wal gebrachte zeelui
mochten eind september 1914 weer naar
huis. Zij waren niet geïnterneerd, omdat
ze niet door marineschepen waren gered,
maar door koopvaardijschepen. Bovendien
Afb. 1. U-9 commandant Otto Weddigen.
(Foto's uit het boek.)
had de torpedering plaatsgevonden buiten
de territoriale wateren. Rond 280 Engelsen
gingen op 26 september in Vlissingen aan
boord van de veerboot Mecklenburg en
werden naar Queensborough gebracht. Per
sleepboot ging het verder naar Chatham.
De mannen waren zeer te spreken geweest
over de opvang in Nederland en over hun
terugreis, waarop zij three cheers lieten
horen voor de Koningin. De Mecklenburg
maakte rechtsomkeert en meerde rond zes
uur later weer af in de Buitenhaven van
Vlissingen.2'
Op het strand van Haamstede spoelden
wrakstukken van de schepen aan, zoals
een kajuitdeur en een reddingsgordel. Het
is ons niet bekend of er marinemensen van
deze Engelse schepen in Zeeland aan land
zijn gespoeld.
De minister van Landbouw, Nijverheid en
Handel ging bij brief van 24 oktober 1914
aan de burgemeesters op de ramp in. Hij
deelde mee, dat aangespoelde voorwerpen
die persoonlijk eigendom van de opvaren
den van de drie kruisers waren geweest
aan de Britse consul te Amsterdam ter
hand konden worden gesteld. Zaken die
tot de inventaris van de schepen hadden
behoord, mochten na afloop van de oorlog
worden teruggegeven.3'
Maar dat is niet in alle gevallen gebeurd.
In 1929 verscheen in Rotterdam de catalo
gus van het Oorlogsmuseum in Goes. Dat
was in 1918 gesticht door de bankier J.A.
Wilton van Reede. In de derde kamer van
het museum lagen de meetbrieven, certifi
caten van de hoofdafmetingen van de sche
pen, die afkomstig waren uit de kruisers
HMS Hogue en HMS Cressy.4'
De commandant van de U-9, Otto Weddi
gen, werd in Duitsland als een oorlogsheld
ingehaald. In oktober van dat jaar behaal
de hij nieuwe successen, toen hij nogmaals
twee Engelse kruisers torpedeerde, waar
van er één zonk. Op 10 maart 1915 ging
hij met de U-29, waarover hij toen het
bevel voerde, ten onder nadat zijn schip
was geramd door HMS Dreadnought in de
Pentland Firth.
Duncan Stubbs
Op 6 oktober 1914 verzocht de opperbe-
108
$pbot. ürbafing, itiel.
Dec Jpelb Bon „U 9", ftiipif ante uf riant 2Bebbigen,
ertjielt fcaê (Eiïevne Srenj 1. nnb 2. ffilaffe.