een mouw aangepast kunnen worden. Ik
besloot het te doen. Vrijdags ging ik naar
de dokter en die verwees me inderdaad op
zaterdag naar de tandarts. Nu moest je
daar wel naar toe, wantje kreeg een brief
mee die door de tandarts moest worden
getekend. Bij de tandarts noemde ik maar
wat op. Hij bekeek m'n gebit, tekende de
brief en weg was ik. Of die dokter het nu
niet in de gaten had dat hij bedrogen werd
weet ik niet, maar laten we het er maar
ophouden dat het een humaan mens was.
Ik was nu dus aan de andere kant van de
Westerschelde en hoe het verder moest had
ik allang uitgedokterd. Ik ging vlug naar
m'n zuster en paste een burgerklofje van
m'n zwager. Het paste me en niemand kon
meer zien dat ik de milicien Van Loo was.
Een moeilijkheid ontstond bij het passen
van een hoofddeksel, daar mijn zwager en
ik wat hoofd betreft nogal wat scheelden,
maar dat werd vlug opgelost met een pet
van een buurman. En zo ging Arie op stap.
Met de trein naar Bergen op Zoom en van
daar naar Steenbergen. Vervolgens met de
tram verder naar huis, waar ik rond half
zeven arriveerde. Iedereen was erg blij dat
ik zo onverwacht thuis kwam en zelf was
ik ook zeer in m'n sas, want het was ten
slotte al weer zes weken geleden. Dat was
aan mijn vrouw wel te zien, want in juni
werd onze baby verwacht. Maar door alle
blijdschap heen kwam ook de angst van de
familie, hoe ik dat wel durfde doen. Als er
eens dit of dat zou gebeuren zou ik wor
den gestraft, enz. Zelf tilde ik daar niet zo
zwaar aan, maar het zette wel een domper
op de vreugde. Lang kon mijn bezoek niet
zijn en dus vertrok ik 's zondagsmorgens en
ging langs dezelfde weg terug. Het tijdstip
van vertrek had ik op 6 uur gesteld. Ik
stapte in Middelburg uit en ging me weer
bij m'n zus verkleden. Op de boot Vlissin-
gen-Breskens ontmoette ik een vriend die
zich had vermomd als Zuid-Bevelandse
boer. We wisten al spoedig van elkaar het
doel van onze reis en kwamen behouden in
Cadzand terug, waar inmiddels niets in ons
nadeel was gebeurd.
Pasen viel ook in de periode van niet met
verlof kunnen. Mijn vader was toen bij m'n
zus in Middelburg en is me toen met m'n
zwager wezen opzoeken. Die paasmaandag
hebben we voor het eerst de oorlogvoering
van dichtbij meegemaakt. Als je daar op
het strand staat kun je met het blote oog de
steden Knokke, Blankenberge en Zeebrug-
ge heel goed zien. Die middag werden die
steden van uit zee door een groot oorlogs
schip beschoten. Dat schip kwam ook zo
dicht onder de kust dat we het goed konden
zien.
Zo werd het juni en het met verlof gaan
was weer op gang gekomen. Zelf was ik
na m'n pofreis ook al weer een keer naar
huis geweest, waar ik alles normaal had
aangetroffen, althans dat noemde men toen
normaal. Alles wees er op dat we de langste
tijd in Cadzand waren geweest en jawel,
op 12 of 13 juni zouden we ook daar weer
vertrekken. Voor zover het ons bekend was
zou het ditmaal Roosendaal en omgeving
worden. We liepen dus van Cadzand naar
Breskens en gingen van daar naar Vlis-
singen. Dat werd onze eerste overnachting.
We werden met een man of zes ingekwar
tierd in de duurste straten van Vlissingen.
In die buurt vond je nog de oude hoge na
men als Van Niftrik, Van Raalte en Wibout.
De heer des huizes ontving ons heel vrien
delijk. Hij schreef vlug een brief en met die
brief stuurde hij ons naar een hotel. We
hoefden die avond niet meer in de keuken
te gaan vragen om bonen met spek, we
mochten in dat hotel ook eten. Hij ontving
natuurlijk van de dienst een vergoeding
voor de inkwartiering en paste dan zelf het
overschot aan kosten bij. Wij vonden het
een schitterend plan en wilden wel meer
van zulke gastheren ontmoeten, maar het
is helaas bij die ene gebleven. Daags voor
het vertrek uit Vlissingen moest ik op het
Bureau komen en de S(ergeant) M(ajoor)
A(dministratie) zei me dat ik me bij de me
nagemeester moest vervoegen. Die moest
er een man bij hebben om na het opbreken
van de keuken en het Bureau te helpen om
die spullen, alsmede die van de fourier, op
en af te laden.
Dat was natuurlijk een kolfje naar m'n
hand, want het hield tevens in dat ik na
het vertrek prinsheerlijk plaats nam bij de
koetsier of een plaatsje zocht in een wagen.
11