dat niemand de enorme massa, die ons
land overstroomde, heeft kunnen voorzien,7'
i De regering zette alles in het werk om de
vluchtelingen zo snel mogelijk over het
land te verspreiden, omdat de concentra
tie van mensen in westelijk- en zuidelijk
Noord-Brabant en Zeeuws-Vlaanderen
onaanvaardbaar groot was. Binnen twee
dagen wist de minister waar noodopvang
in het land mogelijk was en toen kon een
begin worden gemaakt met het omvang
rijke vervoer van de vluchtelingen naar
plaatsen elders in ons land.
In Zeeland kreeg Zeeuws-Vlaanderen
veruit het grootste aantal vluchtelingen
te verwerken. Voor noodopvang was in het
noorden van Terneuzen een kamp inge
richt, waar 2.500 Belgische vluchtelingen
van het noodzakelijke voorzien werden. In
overig Zeeland waren de aantallen vluch
telingen veel geringer.8' In Bergen op Zoom
en Hontenisse werden eveneens tijdelijke
tentenkampen ingericht.
Behalve de vluchtelingen kreeg Nederland
ook te maken met 35.000 Belgische solda
ten, die zich op Nederlands grondgebied
hadden teruggetrokken na de belegering
van Antwerpen, maar onder de militairen
waren ook Engelsen en Duitsers.9' Als
neutraal land was Nederland verplicht
om militairen van oorlogvoerende landen
te ontwapenen en onder te brengen in
interneringskampen. Dit geschiedde in
overeenstemming met internationale af
spraken, zoals die waren vastgelegd tijdens
de tweede Haagse Conventie van 1907. In
de interneringskampen kon slechts met de
grootste moeite de orde worden gehand
haafd. Regelmatig was in deze kampen
sprake van incidenten.10'
Naarmate het aantal vluchtelingen toe
nam, groeide ook het aantal particuliere
hulpcomités. Die konden de opvang echter
spoedig niet meer aan. Het kabinet besloot
daarom tot centralisatie van de opvang.
De Nederlandse overheid bevorderde de
oprichting van provinciale vluchtelingen-
l- comités, die als schakel moesten fungeren
tussen de plaatselijke steuncomités en de
landelijke commissies.11' De Nederlandse
overheid liet weten dat ze geld beschikbaar
zou stellen voor onbemiddelde vluchtelin
gen, zodat ze gevoed konden worden en
huisvesting kon worden aangeboden. In
Amsterdam werd in september 1914 het
Nederlandsch Comité tot steun aan Belgi
sche en andere slachtoffers opgericht, later
werd dit het Amsterdams Comité genoemd.
Terugkeer vluchtelingen
Reeds op 12 oktober 1914 begonnen on
derhandelingen tussen het stadsbestuur
van Antwerpen en de Duitse bezetter over
de terugkeer van de burgerbevolking.
Al een dag later was er een akkoord. De
opmars van het Duitse leger stagneerde
en de bezetter had er alle belang bij dat
het dagelijks leven weer zijn normale loop
verkreeg. Het aantal vluchtelingen in ons
land verminderde na dit akkoord snel, om
dat de Belgische overheid een bevel aan de
Belgische mannelijke bevolking stuurde.
Daardoor moesten onder andere winke
liers, bakkers en slagers terugkeren om
hun vroegere beroep weer op te pakken12'
De Nederlandse regering heeft zich op
geen enkele wijze met deze onderhande
lingen bemoeid, maar oefende nadien wel
invloed uit om zoveel mogelijk Belgen naar
huis te laten terugkeren.
Zo stuurde minister Cort van der Linden
op 17 oktober een circulaire aan alle ge
meentebesturen met het verzoek om zachte
dwang op de vluchtelingen uit te oefenen
om terug te keren. De bewindsman was
tegen een gedwongen terugkeer, maar het
kabinet zag ook op tegen de onderhouds
kosten voor de grote aantallen vluchte
lingen.13' Eind november 1914 waren nog
323.600 vluchtelingen geregistreerd; in de
cember 1914 was dit aantal nog 200.000 en
in mei 1915 werd een aantal van 105.000
bereikt. Het aantal van ongeveer 100.000
bleef gedurende de gehele oorlog ongeveer
constant.
De Nederlandse regering hield er rekening
mee dat veel Belgische vluchtelingen voor
langere tijd in ons land zouden blijven.
Het kabinet besloot daarom kampen in het
leven te roepen. In deze kampen zouden
vluchtelingen worden opgenomen die niet
21