n
sterk op. Aan het eind van de oorlog gingen
groepen inwoners in de Yerseke Moer zelfs
'derrie' steken (turf) die moest dienen als
brandstof ter vervanging voor steenkolen
die bijna niet meer te krijgen waren.
Pachier de Wee had zoals gezegd tien
kinderen. De achtste was Elisabeth (Betje),
geboren in 1898. Zij had verkering met
Daan van Boven. Daan werkte sinds 1912
als schippersknecht bij de firma Bom op de
hoogaars Yerseke 27. Daan verdiende ƒ1,-
per dag en maakte lange werkdagen, zes
dagen per week. Elke dag begon hij om vijf
uur en werkte door tot zeven uur 's avonds.
Afhankelijk van het tij voer men op wis
selende tijden uit om oesters op te vissen.
Dat kon immers alleen bij hoogtij, want
anders kwam men de haven niet uit.
Eind 1914, kort na de val van Antwerpen,
is mevrouw Van Tongeren samen met Betje
en haar zus Sanne met de Ye 27 terug
geweest naar Antwerpen. Betje en Sanne
waren allebei in Zeeuwse dracht. Op de te
rugweg smokkelden ze brieven mee onder
hun doek en beuk. Hier keken de Duitse
soldaten toch niet. Terug in Yerseke wer
den de brieven verstuurd naar kennissen
en familieleden van de Van Tongerens.
Tijdens de hele oorlog bleven er vanuit Yer
seke schepen met mosselen en oesters va
ren op Antwerpen en Brussel. Er werd een
Centraal Bureau ingesteld om de verkoop
van de Zeeuwse oesters te reguleren en
veel mensen verdienden een centje bij met
het thuis koken, inmaken en verpakken
van mosselen. Zeker tegen het einde van de
oorlog was dat een welkome bijverdienste,
want veel andere inkomsten waren er toen
niet meer.
Ook de Ye 27, die 150 mosselton kon ver
voeren, bleef de hele oorlog door op Brussel
varen. Je moest dan in de Westerschelde
voor Antwerpen langs een Duits controle
schip, de zogenaamde Petas. Hier moesten
de schepen worden ingeklaard. Ondanks
die controle smokkelden veel schippers
vooral broden mee die in België illegaal
aan de hongerlijdende bevolking werden
uitgedeeld en waarop men geen winst
wilde en moest maken. Dit was zuiver uit
oogpunt van menslievendheid.
Bij de Petas had men drie verschillende
documenten nodig om toestemming te
krijgen voor de reis naar België: een bewijs
van Hollanderschap (nationaliteit), een
bewijs van in dienst zijn bij een baas en
een bewijs dat men schipper was. Eerst
voer men naar Antwerpen waar (soms) een
deel van de mosselen werd gelost. Daarna
voer men door het kanaal van Willebroek
naar Brussel waar het grootste deel van de
lading werd gelost.
De reis Antwerpen-Brussel duurde met de
hoogaars (op zeilen!) afhankelijk van de
Afb. 3. Daan van Boven
op de hoogaars Yerseke
27, omstreeks 1920.
35