Afb. 5. De ouders van
David Levinus in hun
voorkamer, 1915. David
de Jonge en Levina op
't Ho ff.
de niet gebruikte kabelader had doorver
bonden, had ik de commandant verteld
dat er geen andere mogelijkheid was, hij
machtigde mij op zijn verantwoording die
ader te gebruiken. De werkzaamheden op
de Brinio hadden tot gevolg dat ik er niet
alleen 's middags lekker had gegeten, maar
dat ik nog een flinke portie erwtensoep mee
naar huis kon nemen, waar moeder erg
dankbaar voor was. Meerdere malen ben ik
er nog wel eten gaan halen en niet alleen
ik, maar velen hebben er van genoten.'
Later in de oorlog had De Jonge werk voor
de PTT te doen in Kortgene.
'Het werken in Kortgene vond ik niet erg,
maar het leven in een kosthuis daar was
verre van gezellig. Het was ook een moeilij
ke tijd en er was geen goede tabak meer te
koop en toch ben ik daar voor het eerst aan
een pijp begonnen en omdat echte tabak
erg duur was kocht ik een pakje surrogaat,
maar dat mocht ik eerst proberen of het te
roken was. Toen ik het terugbracht zei de
winkelier: ik heb het eerst als thee verkocht,
maar dat ging niet, en nu ook niet voor
tabak, wat zal ik er mee doen
Wat het dagelijks voedsel betrof hadden
we daar op het eiland Noord-Beveland
niet veel moeite. Daar was praktisch geen
controle en konden beesten gemakkelijk
clandestien geslacht worden. In die tijd
dat ik daar werkte was het midden in de
periode van de zogenaamde Spaanse griep
die veel slachtoffers eiste, vooral onder hen
die door gebrek aan goed eten weinig weer
stand meer hadden tegen die ziekte. Onder
de werklieden werd gezegd dat elke avond
een warme cognacgroc een probaat middel
was om geen griep te krijgen. De maat
schappij waar wij voor werkten vond dat
zeker ook en daarom konden we elke avond
voor het slapen er een gaan halen in het
café. Ik kan niet zeggen dat het inderdaad
het middel was, maar wel weet ik dat ik
geen griep gehad heb. Ook thuis zijn we er
voor gespaard gebleven. Ondertussen had
de maatschappij er ook voor gezorgd dat ik
uitstel van militaire dienst kreeg, want op
27 juni 1918 had ik bericht ontvangen dat
ik was ingedeeld bij het 14e regiment, 4e
comp., 2e bataljon infanterie te Middelburg.
Dat uitstel werd afstel, want de wet voor
de broederdienst kwam weer in dienst en
ik had niet op te komen.'
Tot zover de herinneringen van David Levi
nus de Jonge, bewerkt door Frank de Klerk.