De stadsroeper van Goes in de Eerste Wereldoorlog Frank de Klerk Al in de late middeleeuwen is in Goes, zoals in alle steden, een roeper actief. Het ambt zal tot en met de Tweede Wereld oorlog blijven bestaan. Daarna maakt de moderne tijd met zijn nieuwe communica tiemiddelen de functie overbodig. In 1910 wordt een nieuwe roeper of stadsomroeper in Goes benoemd. Het is de dan 54-jarige 'koopman' Johannes Geensen. Geensen is in 1856 in Aardenburg geboren. Hij trouwt met de Goese Maria Plazier. Ze krijgen vier kinderen. Het gezin woont eerst in de 's-Heer Hendrikskinderenstraat op het adres D 33, later verhuizen ze naar de Mattheus Smallegangesbuurt 45. De status van Geensen moeten we niet te hoog in schatten, gezien zijn woonadres. De Smal legangesbuurt behoort tot het wijkje dat in de negentiende eeuw op de vroegere Ach terhaven verrijst. De straatjes zijn smal, de huizen klein, het woonklimaat ongezond. In de twintigste eeuw slaat hier de ver paupering toe, totdat rond 1970 complete nieuwbouw plaats vindt. Geensen is gedwongen om met allerlei kar weitjes en handel de kost te verdienen. Het ambt van stadsomroeper biedt een kleine aanvulling op zijn inkomen. Tot de werk zaamheden behoort ook het aanwijzen van de vis die op het Visperk aan de Turfkade wordt afgeslagen. Dit werk doet hij als assistent van de gemeentelijke visafslager. De Eerste Wereldoorlog betekent een flinke uitbreiding van zijn werkzaamheden als roeper. Allerlei regeringsmaatregelen en besluiten van het gemeentebestuur moeten om de haverklap bekend worden gemaakt. Evenals de meeste Goesenaars moet ook Geensen de broekriem aanhalen in de loop van de oorlog. Reden genoeg om in 1917 en in 1918 loonsverhoging te vragen. Dit loopt uit op een vinnige briefwisseling met het gemeentebestuur. Johannes Geensen geeft ons een kijkje in de praktijk van de roeper, en hoe zijn taak door de tijdsomstandighe den steeds zwaarder wordt. De schaarste aan steenkolen wordt in de winter van 1916-1917 erg nijpend. De Goesche Courant kijkt in een redactioneel artikel van 1 februari 1917 getiteld 'Kolen- nood' hierop terug. Met allerlei brandstof fen moesten de mensen proberen de ergste winterkou uit hun huizen te weren, wat maar matig lukte. Toen slaagde de ge meente erin om een partij eierkolen vast te krijgen. Een half mud per gezin zou Afb. 1. Milde spot op de brooddistributie blijkt uit deze ansichtkaart: een vroege versie van de tv-landloper Swieber- tje krijgt van een oer- juffrouw Saartjen slechts een boterham als hij een broodbon inlevert. (Alle afbeeldingen: collectie gemeentearchief Goes.) 74 DE BROODKAARTEN Ook de bedelaar heeft laat van dit broodkaart-gezeur Als hij vraagt cm een 1 otrrham van de meid aan de deui Zij geeft graag een stuk brood, een ieder moet leven; Doch eerat moet hij haar zijn broodkaartje geven j

Tijdschriftenbank Zeeland

De Spuije | 2014 | | pagina 78