en dit bracht ons tot Heyningen. Van daar gingen we te voet naar Fort Sabina, dat is de uiterste noordwesthoek van Brabant. Het hoort bij de gemeente Willemstad.1' Wij kwamen er rond de middag aan met zo'n 200 man van de infanterie, maar er waren al een 200 man van de kustartille- rie. Nu was dit fort ook al lang niet meer in gebruik als kazerne, dus aan voorzieningen was er niets. Voor 400 man is er natuurlijk nogal wat nodig. Wel lag er op de bin nenplaats een paar voer stro, dus 't eerste werk was strozakken vullen. Dat vullen gebeurde ook weer anders dan normaal. In de kazernes hadden ze kribben, maar hier waren slaapbritsen, die 's ochtends werden dichtgeklapt om ruimte te winnen. Met een paar dagen kwam de zaak wat in orde en ging wat meer lijken op een kazerne. Wij waren er nog niet zo lang uit, dus dat gaf geen moeilijkheden. Onze dienst was wacht, wacht en nog eens wacht en op de dagen dat we vrij waren van die wacht, waren we nog steeds bezig met het bedrijfs klaar maken van de zaak. Van de buiten wereld hoorden we weinig of niets. Iemand die in het fort niets te zoeken had, kwam niet binnen de poort. Na enige dagen wer den er naar verschillende soldaten kran ten van thuis gestuurd en daaruit wisten we wat er buiten het fort en buiten onze grenzen gebeurde. Dat waren allemaal berichten, die je niet bepaald bemoedig den, vooral niet waar het onze zuiderburen betrof. Daar waren er al veel gesneuveld en duizenden mensen waren naar ons land ge vlucht. Dat laatste werd voor ons al gauw zichtbaar, want alle schepen die vluchte lingen vervoerden, van het zuiden naar de grote opvangcentra, passeerden ons. Er werd door verschillende mannen uit onze bezetting geprobeerd wat voor die mensen te doen. We deden dat met twee of drie broden, die we over spaarden van ons eigen eten. Er was inmiddels al een noodkantine en daar kochten we chocolade en andere snoeperij. Dan voeren we met een bootje van de torpedisten, die ook vlak bij gele gerd waren, naar de voorbijgaande schepen en brachten dit naar de vluchtelingen. Zo'n beetje voor zo'n massa mensen hielp wel niet veel, maar je deed toch iets. De eerste weken bleef dat zo doorgaan. We mochten niet weg uit het fort en nog min der met verlof. Wel waren er natuurlijk al mobilisatieverordeningen bekendgemaakt. Eén ervan was dat ons traktement 35 cent per dag bedroeg en dat bij verlof, dat had den we nog wel niet, datzelfde bedrag zou worden betaald, omdat je dan niet in de menage was. Na enige weken kwam er een order die een verlofregeling in het voor uitzicht stelde. Er was aan onze grenzen niets bijzonders gebeurd en dat bracht een zekere opluchting. Veel familieleden bezochten op de zondag hun verwanten en dan mochten we wel buiten de poort, maar toch in de buurt, deze familieleden ontvan gen. Ook mijn vader en m'n meisje hebben me daar eens bezocht. De verlofregeling trad na enkele weken in werking en hield een verlof van één dag per week in, dat om de drie weken kon worden opgenomen. Ik was niet zo vlug aan de beurt, maar het was afzienbaar. In september mocht ik voor m'n eerste verlof naar huis. Ik zal nu eerst zo'n fort eens beschrijven. Om het geheel ligt een gracht en rond de binnenkant van die gracht ligt een dijk met heuvels, waartussen de kanonnen zijn geplaatst. Binnen die dijk staat dan de kazerne, van boven ook bedekt met grond, waarop gewoon gras groeit. Het is dus-een groen geheel en van buitenaf is van die kazerne niets te zien. Het voorfront van zo'n gebouw is ook vreemd. Het lijkt meer een rij garages. Achter elke deur ligt een kamer, die eigenlijk meer een gang is. Een gang zo breed dat er van twee kanten een brits kan staan waarbij er dan nog een heel smal paadje overblijft. Overdag leefden we op de dubbelgeslagen britsen want tafels of banken waren er niet. Zo'n kamer of gang biedt ruimte aan 40 man en er zijn tien of twaalf van dergelijke gangen. Daarboven zijn de officiers- en on- derofficierskamers, die wat betreft de meu bilering iets gerieflijker zijn, maar meer ook niet. Aan het eind van die rij gangen is er een 'torenkamer', een grote ruimte waarin vanuit het midden vier togen zijn gebouwd. Deze kamer biedt plaats aan 50 man en ook hier geen tafels of banken. 3

Tijdschriftenbank Zeeland

De Spuije | 2014 | | pagina 7