nen. Ik bleef dan altijd de hele morgen weg
van school.
Vanzelfsprekend moesten we bij tijd en
wijle de wijn proeven. Of het smaakte weet
ik niet meer maar het klonk wel stoer om
te vertellen dat je miswijn had gedronken.
Als misdienaar trapte ik eens op mijn toog
en kukelde zo van het altaar af. Dat bracht
enige hilariteit met zich mee, zeker wan
neer het misboek op je viel.
De koster in die tijd was Mels Boonman.
Hij was ook doodgraver en werkte in de
tuin van de pastorie. Ik kon het altijd goed
met hem vinden, 's Winters mocht ik hel
pen bij het stoken van de verwarming in de
kerk. Het was ook leuk om samen met hem
de klokken te luiden.
Mijn vader was lid van het kerkkoor en
soms ook dirigent. Dit hield onder andere
in dat hij geen plaats in het 'bocht' had. Als
we naar de kerk gingen en ik niet moest
dienen mocht ik bij hem op het koor zitten.
Soms konden we het niet laten om naar
beneden te spugen en snel aan de andere
kant van het koor te gaan zitten. Fernand
Depondt was organist. Ik herinner mij dat
ook Merien de Baar en Merien Verbeek
leden van het koor waren.
De sacramentsprocessie in de tuin van de
pastorie vond ik een uitje. Je kon lekker
hard zingen en omdat iedereen naar de
processie moest, maakten we er een pret
tige middag van.
Een bijzondere gebeurtenis was het halen
van wijwater. Op paaszaterdagmorgen
ging je naar de kerk met een melkbus voor
wijwater. Achter in de kerk stond een grote
ton met wijwater waaruit je de melkbus
moest vullen. Dat was natuurlijk een ge-
klieder temeer omdat de ouders meestal
hun kinderen op pad stuurden.
In de maanden mei en oktober had je het
Marialof met rozenkransgebed. Ik had
daar een hekel aan. Als je in de kerk zat
hoopte je dat de pastoor het lof deed want
die bad de rozenkrans lekker snel.
Thuis hebben we nooit de rozenkrans ge-
ftWADENDAMMfc
RERKÖftcfr
Afb. 3. De Kerkdreef in Kwadendamme, nu de Johan Frisostraat, 1935. (Collectie gemeen
tearchief Goes.)
8