dan met zijn windbuks kon schieten.
Voor de woning hadden ze een paar fruit
bomen met onder andere sterappels. We
mochten daarvan zoveel eten als we wil
den. Ze waren toch meestal wormstekelig.
De anderen zag ik niet zo vaak. Ik ben nog
op het trouwfeest van Tanne en Piertje de
Koning geweest. Op de dorsvloer werd het
feest gevierd. Ik herinner mij alleen dat ik
een gebakje kreeg.
Jan woonde aan de andere kant van de
Siguitsedijk in het achtergedeelte van de
woning. Hun zoon Pier ken ik alleen van
het bezoek aan zijn vader. Ik vond hem
deftig. Altijd netjes in het pak.
Naast oom Frans was een stuk bouwland
en daarnaast het buspadje dat van de
Siguitsedijk tot aan de Pikpot liep. Over de
sloot lag een smal bruggetje met een ijze
ren leuning aan een kant. Een mooie speel-
gelegenheid. Ik heb daar heel wat natte
voeten gehad en vrienden in de sloot zien
vallen bij het slootje springen. Mijn zus
Koos viel er ook eens in met haar nieuwe
jurk. Gelukkig kwam mijn vader net langs
zodat ze eruit gehaald kon worden,
Ook het buspadje was een mooie plaats om
te spelen en het middenduifje zat meestal
vol water. Dus een goede gelegenheid om
een dam in het slootje te leggen. Het was
een sport wie het langst zijn hoofd in het
koude water kon houden. Je trok je pas
terug als je hoofdpijn had.
Naast het buspadje lag de woning waarin
tijdens mijn lagere schooltijd de familie
Vermue kwam wonen. Daarvoor woonde er
een alleenstaand oud vrouwtje. Wij, Rinus
en ik, plaagden haar nogal eens. Op een
dag greep iemand ons in de kraag en voor
straf moesten we vanaf het bruggetje op
onze blote knieën naar haar voordeur krui
pen over het grindpad van circa 50 meter.
De vellen hingen er bij. Het hielp in ieder
geval wel, want we lieten haar voortaan
met rust.
Een zoon van de Vermue's, Martien, zou
later pater Oblaat worden.
Naast de familie Vermue lag de boerderij
van Ahurre. Daar woonde de weduwe Rijk,
Arjaene Goense, met haar kinderen Pier,
Merien, Kloas en Meriete. Ze stonden als
gierig bekend. Meriete was een aardig
mens en mijn broer Jan kwam daarom
graag bij de familie. Hij kon er geen kwaad
doen. De oude Arjaene regeerde er de boel.
's Zomers zat ze buiten achter het huis en
hield dan alles in de gaten. Kloas trouwde
en verhuisde naar Goes. Merien zou op
latere leeftijd trouwen en zorgde voor een
stamhouder.
Oom Dies die in 1946 trouwde was tot die
tijd 'thuis', bij opa en oma. Ik herinner me
dat hij in de schuur van opa een timmer
werkplaats had. Ik kwam daar wel eens
kijken. Hij heeft in die tijd voor mij een
prikslee gemaakt. Dat zal in de winter van
1943 zijn geweest.
Wat de andere ooms en tantes betreft: de
tantes Jo, Tanne en Co en oom Jan had ik
nog nooit gezien. Tante Jo woonde in In-
dië, tante Co was ergens in Holland in het
klooster en oom Jan was in een klooster in
België. Tante Tanne was in een klooster in
Den Haag en die heb ik een keer ontmoet
want ik mocht met papa mee toen hij haar
een bezoek bracht. De reis met de stoom
trein was een hele belevenis. En dan die
hoge huizen. Tante Tanne bracht me van
verdieping naar verdieping en ze liet zien
dat er zomaar een trein (tram) in de straat
reed.
In 1946 brachten tante Tanne en tante
Co een bezoek aan het klooster in Kwa-
dendamme. Ze mochten niet thuis komen.
Oma zette de ramen open zodat ze naar
binnen konden kijken.
Tante Jo was voor de oorlog naar Indië
vertrokken. In mei 1946 kwam zij weer
thuis met haar man, oom Jan, en de kin
deren Corrie, Tinie en Jopie. Heel het dorp
liep uit.
Oom Jan ontmoette ik voor het eerst in
1945 toen ik mee mocht naar Teteringen
waar hij de eeuwige gelofte aflegde in het
Missiehuis Sint Franciscus Xaverius. We
gingen met de taxi van Maartense uit Hoe-
dekenskerke. Het was heel mistig zodat de
chauffeur het Missiehuis niet zag.
10