Afb. 6. Tijdens de laatste herdijking van de Tweede polder in 1863 werd de westelijke dijk in
oostelijke richting verlegd. In de Grote Historische atlas van Nederland 1838-1857 is de pol
der van 1858 nog aangegeven met de wijziging van 1863. p. 72-73.
Gedwongen door de eerder aangelegde dijk-
putten werden de nieuwe polders steeds
geringer van afmeting.
President Bidder ving, na het verloren
gaan van de polders in 1853, met de Ne
derlandse regering onderhandelingen aan
om tot een aanpassing van de concessie te
komen, voor meer financiële armslag van
de Maatschappij. Daarnaast stelde hij voor
om de in Engeland bekende ir. Robert Step
henson (spoorwegspecialist) toe te voegen
aan het bestuur ter ondersteuning van
hemzelf en andere vooraanstaande inge
nieurs te betrekken bij de werken van de
Maatschappij.
Op basis van de uitgebrachte adviezen was
in juli 1856 ongeveer 340 hectare bedijkt
en was men gestart met de bedijking van
een nieuwe polder van circa 700 hectare.
De gezamenlijke bedijking besloeg dan
circa 1.200 hectare. De financiën van de
Maatschappij vereisten een krachtdadige
aanpak, daarom werd op verzoek van een
buitengewone vergadering van de ven
nootschap, in december 1857, Bidder met
unanieme stemmen opnieuw gekozen tot
directeur van de Maatschappij.
De Maatschappij kwam, door het herhaald
verloren gaan van de nieuwe bedijkingen
en daardoor ook van de investeringen,
steeds opnieuw in grote financiële nood.
Er werden in 1855 en 1860 wijzigingen in
de concessie en de statuten van de Maat
schappij doorgevoerd. Daarvoor was wel de
medewerking en toestemming van de Ne
derlandse staat nodig. Uiteindelijk moest
de Maatschappij afstand doen van de ka-
naalwerken en hun investeringen hierin.
Het afdammen van de Oosterschelde werd
een taak voor de Staat, waarmee zij de
aanleg van de spoorweg voor haar rekening
nam. Het in erfpacht bedijken van 14.000
hectare schorren en slikken werd aan de
21
Yrr-ftlrJtr r.:
"VWI2
Lat// '.r/ f rajj
■Yuj.r. L L*'
•Wrfuaj t
Vein