is dit een kreukelberm van stenen), die is opgebouwd uit rijswerk op een laag riet, bedekt met Vilvoordse steen als verzwaring en bescherming. Naast de overblijfselen van de piasberm, is nog een afwijkend rijswerk waargenomen. Dit bevindt zich op een niveau van circa 0,6 meter onder NAP. Dit rijswerkrestant loopt door tot tegen een nog actieve geul in de slikken. Na bestudering van de kaarten en de resultaten van het archiefonderzoek kunnen we vaststellen dat dit rijswerk is aangebracht op de plaats van een oude geulbedding. Het rijswerk heeft een breed te van circa 40 meter en beslaat daarmee meer dan de volledige breedte met buiten berm van de oorspronkelijke dijk.14) We hebben hier te maken met een restant van rijswerken die zijn toegepast om geu len te dichten. De gevulde geulen veroor zaakten kwelwater dat onderdoor de dijken kon lopen. Door de hoge vloeden kon het dijklichaam op deze plaatsen ten gevolge van het kwelwater inzakken. Het toepas sen van rijswerken onder de volledige dijk- breedte leidde er ook toe, dat de dijk meer kon inklinken dan elders. Dat maakte deze plaatsen in de dijk extra kwetsbaar en on derhoudsgevoelig. Voornoemde werkwijze is mogelijk hetgeen waar Dronkers zich tegen heeft verzet. Waarschijnlijk was hij het ook niet eens met het late tijdstip in het jaar waarop de bedijkingswerkzaamheden van start gin gen. Naar verwachting zouden de sterke waterstromen tijdens het stormseizoen de zwakke dijken aantasten. Ook werden er mogelijk onvoldoende hoge ringdijkjes (haakkaden en spekdammen genoemd) rond de dijkputten aangebracht, waardoor het risico van overstroming van de tijde lijke dijkjes groot was. Deze werkwijze paste niet in de Zeeuwse traditie van dijk- bouwkunst zoals die in vele eeuwen was opgebouwd. Afb. 9. Foto van het restant van het rijswerk in de slikken vóór de Tweede Bathpolder. (Foto. Bas Chamuleau.) 25

Tijdschriftenbank Zeeland

De Spuije | 2014 | | pagina 29