die voor rommel haar centen had moeten uitgeven. In 1943/44 moesten overal op het land palen, die uit in twee of drie delen ver deelde boomstammen waren gemaakt, neergezet worden. Daaromheen zou dan prikkeldraad worden gespannen zodat vliegtuigen niet zouden kunnen landen en het bijna niet mogelijk was parachutisten neer te laten. Mijn vader ging met een paar man 's nachts palen er uithalen om ze tot haardhout te verzagen. Ik mocht dan wel eens mee. Dit gebeurde in de winter. Ze gebruikten mijn slee, die oom Dies voor mij had gemaakt. Volgens mij deed ook een evacué die bij opa en oma verbleef mee. Hij kwam uit Middelburg en werkte net als mijn vader bij de PTT. Hij heette wellicht De Hollander. Bevrijding november 1944 Rondom ons huis waren Duitse soldaten die schuttersputjes moesten graven en ge bruiken. Ze stonden in het water, omdat in het najaar het waterpeil hoog was. Er was een aardige jonge soldaat die mij chocolade aanbood. Ik durfde het niet aan te nemen, maar mijn moeder had er minder proble men mee en zei me niet bang te zijn. Of het smaakte weet ik niet meer. Daags voordat de beschietingen begon nen vanuit Zeeuws-Vlaanderen op de Zak van Zuid-Beveland reed ik met Adriaan, een van de zoons van oudoom Frans, met paard en wagen naar oudoom Willem de Punder in Nissestelle. Het was miezerig herfstweer. Ik had geen zin om te wachten tot ik mee terug kon rijden. Dus zonder wat te zeggen vertrok ik te voet naar huis, een uurtje lopen, tot grote consternatie van oom Willem en mijn moeder. De volgende dag werden we gewekt door de artillerie van de geallieerden. Mijn va der ging kijken wat er aan de hand was. Moeder begon gewoon aan de ochtendbezig heden, die er onder andere uit bestonden de kinderen te wassen. Daartoe werd een teil op tafel gezet en om beurten werden we er naast geplaatst voor de dagelijkse poetsbeurt. Na mij waren er nog vier kin deren geboren: Corrie in 1939, Rinus in 1940, Koosje in 1941 en Jan in 1943. Mijn moeder was toen in verwachting van een volgend kind dat in november 1944 werd geboren maar reeds in januari 1945 over leed. Plots een geweldige klap. De teil viel om. Een van de ramen van de achterkamer, waar rolluiken voor zaten, vloog in stuk ken. Naar later bleek was er een bomscherf binnengedrongen. We kwamen er met de schrik vanaf. Een paar meter van ons huis was, wat ze toen noemden, een blindganger neergekomen. Mijn vader was net in de schuur op een veilige plaats zodat ook hij geen last had van de rondvliegende scher ven. Bij het opentrekken van de rolluiken van het keukenraam zagen we dat het woonhuis van de boerderij van Kees Rijk was getroffen door een projectiel. Het dak leek nog intact maar de muren waren in gestort. Later hoorden we dat een van hun blinde dochters was omgekomen. Toen het wat lichter werd zagen we dat de Duitsers op de dijk tegen over ons huis een kanon in stelling hadden gebracht Dat was voor mijn vader en moeder de directe aan leiding om elders een veiliger heenkomen te zoeken. Besloten werd naar een broer van moeder te gaan: oom Nard Boudens en moe Nele. Ik hoor mijn moeder nog zeggen: waar water is, is geen vuur. De Duitsers hadden verschillende sluizen opengezet om het land onder water te zetten als barrière voor de geallieerden. Oom Nard zat in een gebied dat rondom onder water stond. Ieder kreeg wat spulletjes te dragen. Er ging een kinderwagen mee waarin mijn broertje Jan lag, die mijn moeder duwde. Hij was een jaar oud. We gingen de Siguitsedijk af tot Jaapje Moes. Dan naar beneden de Slabbekoornseweg op. Dat duurde niet lang omdat deze grotendeels onder water stond. We moesten over het hoger gelegen zaailand, dat zeer nat was, onze weg zien te vinden. Je werd vastge zogen door de klei, zodat het een zware tocht was. Een van de kinderen verloor een schoen in de klei. In de buurt van oom Nard moesten we nog door het water lopen om zijn huis te kunnen bereiken. We wer den zeer gastvrij onthaald. Ik mocht in de bedstee slapen. Tijdens 3

Tijdschriftenbank Zeeland

De Spuije | 2014 | | pagina 5