gekoppeld. Ik herinner mij nog dat mijn vriend Kees Geus met Annie Depondt 'ging' en ik met Sannie Verbeek. Thuis werd ik geplaagd met mijn vriendinnetje Keetje Rijk, het enige meisje dat nog in klederdracht naar school ging. Waarschijn lijk kwam dat omdat ik bij de eerste com munie, toen we in processie de kerk binnen gingen, naast Keetje moest lopen. Voorbe reiding van eerste communie, vormsel en plechtige communie was altijd samen met de meisjes van onze leeftijd. In de kleuterschool zaten jongens en meis jes nog wel samen in de klas. Omdat er in 1944/45 huisvestingsproblemen waren za ten we ook in de eerste klas van de lagere school nog een tijdje samen met de meisjes in de meisjesschool. De Kerk In onze ogen was de pastoor wel de belang rijkste man van het dorp. De burgemeester woonde elders, in Hoedekenskerke. Hij had geen plaats in onze dorpsgemeenschap. Mijn ouders leerden ons eerbied te hebben voor het gezag, maar zonder slaafsheid. We mochten best kritiek hebben als het maar op de juiste plaats en correct gebeurde. Had het hart niet in je lijf om brutaal te zijn tegenover de onderwijzer, pastoor of kapelaan. Ook niet tegenover ouderen. Het werd ons wel duidelijk gemaakt dat zij zich ook niet alles mochten permitteren. Opa was daarin heel duidelijk en was niet bang om de pastoor te vertellen dat hij het met sommige dingen niet eens was. Jij hebt makkelijk preken over tevreden zijn met wat je hebt. Jij verstookt meer dan waarvan een heel gezin moet leven. Ik heb twee pastoors meegemaakt. Pastoor Simons en pastoor Schneiders. Pastoor Simons overleed op 5 maart 1947. Hij werd dood aangetroffen in zijn kamer, overle den aan een hartaanval. Ik herinner me hem als een zeer dik man met een zuinig mondje. Hij kwam een keer 's avonds, 4 of 5 december, op bezoek net toen moeder ons in de teil aan het wassen was. We liepen naakt door de kamer. De pastoor was met een verdwenen. Ik was een van de misdienaars bij zijn uitvaartdienst. Hij lag in een kist met een ruitje, zodat je hem tot het sluiten van de kist kon zien. Het was bitter koud. Ik moest het wijwatervat dragen maar op het kerkhof waren mijn handen zo verstijfd dat een van de koorleden medelijden had met mij en het vat van me overnam. Het was een plechtige mis met drie heren. Een van de heren - waarschijnlijk de diaken - was Nard Verbeem. Deze was geboortig van Kwadendamme en leraar (professor) aan het klein seminarie van het bisdom Haar lem. Daarna kwam pastoor Schneiders. Hij kwam mij zeer sympathiek over. Hij was tegen over ons misdienaars altijd vriende lijk. Hij stelde zich niet autoritair op. Om de twee jaar kwam er een nieuwe ka pelaan. Van deze kapelaans herinner ik mij alleen kapelaan Hoogervorst nog. Ik meen dat hij uit Leimuiden kwam. Hij zal van 1948 tot 1950 in Kwadendamme werk zaam zijn geweest. Twee dingen staan mij nog goed voor de geest. Zijn vastenmedita ties en zijn verhouding tot mij. Zijn vastenmeditaties waren nogal thea traal en vol dramatiek. Dit wekte bij mij en sommige klasgenoten de lachlust op. Het had wel tot voordeel dat ik het niet zo erg vond om 's zondagsmiddag naar het lof te moeten. In zijn verhouding tot mij denk ik achteraf dat er sprake was van een affectieve hou ding. Ik voel nog zijn warme hand op mijn blote dij, toen ik in de sacristie naast hem moest zitten en hij mij vertelde dat het een roeping was om naar het seminarie te mo gen gaan. Jarenlang ben ik misdienaar geweest. Ik was dat graag. Je betekende wat in de kerk. Je zat voorin op een goede plaats en op hoogtijdagen was je aanwezig bij alle vieringen. Je mocht het wierookvat hante ren en het wijwatervat. Maandagmorgen mocht ik om 6.30 uur de mis dienen in de kapel van de zusters waar de pastoor de mis opdroeg. Een leuke bijkomstigheid was datje onder schooltijd huwelijks-, en requiemmissen mocht die- 7

Tijdschriftenbank Zeeland

De Spuije | 2014 | | pagina 9