17
een verbouwing door dhr. J.A. van Arkel), al werden ze
niet meer gebruikt, volgens informatie van zijn zoon
Derk P. Bruynzeel, geb. 1943. Dhr. D.P. Bruynzeel en
dhr. PC. van Voorst Vader specialiseerden zich beiden
tot huidarts en waren beiden academisch werkzaam.
7. In 1827 kreeg Hendrik J. Keijl een médaille (gevonden
in de nalatenschap van dhr. J.L.J. Bruynzeel) voor het
in één jaar gratis toedienen van het koepok vaccin aan
meer dan honderd burgers van Wissenkerke (tekst
op de médaille: AAN H.J. KEYLL MED DOCTOR
TE WESSEKERK 1827. GRATIS ADMINISTR PRO
VARIOL VACC INSIT PLUS C CIVIB UNO ANNO).
In 1841 was hij betrokken bij een vaccinatieschandaal
(A.J. Barth: Het trieste verhaal van meester Schoe te
Wissenkerke; www.noord-beveland.nl/OntdekNoord-
Beveland/Gemeentearchief (historisch)/Verhalen uit
het verleden): de onderwijzer van de lagere school liet
dokter Keijl de koepok-vaccinatie toedienen aan alle
aanwezige kinderen zonder dat daarvoor ouderlijke
toestemming gevraagd was. Heel erg alternatief lijkt
dokter Keijl als vaccinerend arts niet geweest te zijn.
8. A.A. van der Poel, Drie Noordbeveland.se schilders,
Archief van het Zeeuwsch Genootschap der Weten
schappen, 1968, pag. 7-38 (dhr. P. Verhorst: pag. 16).
9. Dhr. Q.J.M. Janssen ligt begraven in Wissenkerke. Op
zijn rechtop staande grafsteen staat vermeld, dat hij
Med. Cuir. et Art. Obst. Doctor was, d.w.z. huidarts
(cuir leer of huid) en obstetricus. Of wordt Med.
Chir. bedoeld en was hij, zoals zo veel artsen toen,
Heel- en Vroedmeester?
10. Jacob H.L. Vader werd volgens De Middelburgsche
Courant in 1848 benoemd tot plaatsvervangend kan
tonrechter (dat bleef hij tot 1872) bij het in 1830 opge
richte kantongerecht te Kortgene. Hij was, voor zover
bekend, weliswaar geen afgestudeerd jurist (in die tijd
was dat geen voorwaarde voor een dergelijke benoe
ming, zoals dat sedert de Wet tot Vaststelling van een
nieuwe Rechterlijke Inrichting van 1875 wel het geval
is). Hij had echter, naar we aannemen, als gemeente
secretaris (hij werd in 1853 pas burgemeester) toch
zoveel juridische kennis bezeten en opgedaan, dat die
benoeming gerechtvaardigd was.
11. Jacob Catharina Vader - Swemer werden door de
aankoop van de heerlijkheid in 1863 Heer Vrouwe
van 's-Gravenpolder en noemden zich daarna in
formele situaties Vader van 's-Gravenpolder, net als
hun zoon Willem, al ging die daar stricter mee om.
Als burgemeester bleef Jacob Vader zich veelal Vader
noemen.
12. Catharina M. Vader van 's-Gravenpolder - Swemer
was een kleindochter van Anthony Swemer (1751-
1803), die een broer was van de Swemer (Abraham),
die de buitenplaats Sorgwijck creëerde. Haar ouders
waren Joost Swemer (1790-1878), geboren te Colijns-
plaat en gestorven te Goes (ontvanger en gemeente
secretaris van Kapelle, Biezelinge en Eversdijk, later
ontvanger in Goes), en Blazina de Jongh (1792-1857),
geboren te 's-Gravenpolder en gestorven te Goes. De
Nederlandsche Leeuw 1976, 93e Jaargang, pag. 112-
118, 140-143 en 183-187.
13. W.J. Vader van 's-Gravenpolder (1839-1916), hun zoon,
legateerde in zijn testament uit 1911 (familiearchief
Goes) overeenkomstig zijn moeder's wens de door zijn
vader gebouwde naar zijn moeder vernoemde Catha
rina Maria Hof in de Onrustpolder bij Kamperland
aan de diaconie van Wissenkerke. Zij heeft in 1866 bij
de bouw van de hofstede de eerste steen van de schuur
gelegd (opnieuw ingemetseld bij de herbouw in 1971).
Zie ook de publicatie genoemd in noot 14, pag. 48
(daar staat, onjuist, dat zij het zelf legateerde).
14. Zie ook noot 4.
H.C. de Kater e.a. (Werkgroep Veldnamen Noord-
Beveland): Noord-Bevelandse veldnamen benevens een
aantal historische biezonderheden van het voormalige
eiland, 1982, pag. 17; Gemeentearchief Wissenkerke.
15. De broers Bram Ko Heijboer hadden samen voor
hun transportbedrijf en hun kleine boerenbedrijf (met
land gepacht van Willem J. Vader van 's-Gravenpol
der) twee paarden, die ze stalden in hun schuur, de
oude manege. Bij de schuur/manege was een vijver
(een wel), waar de paarden uit konden drinken. Dat
een (kleine) boer met grond buiten het dorp in het
dorp woonde en daar een schuur had, was vroeger niet
ongebruikelijk. Anno 2014 kan dat niet meer, want na
WO II kwam er een gemeentelijke verordening, die
het houden van grotere dieren binnen de bebouwde
kom verbiedt.
16. Burgemeesters van Wissenkerke 1795-1912: a) dhr.
W.L. Vader, 1795 - 1819; b) dhr. R Tazelaar, 1820 -
1842; c) dhr. A. de Moor, 1842-1853 (dhr. De Moor had
alleen lagere school; in 1851 voerde Thorbecke een
nieuwe Gemeentewet in, waarin van de burgemees
ter een bepaalde graad van opleiding werd geëist en
voor elke gemeente een gemeentehuis); d) dhr. J.H.L.
Vader, 1853-1873; d) dhr. W.J. Vader (van 's-Graven
polder), 1873-1894; e) dhr. D.J. Helderman, 1895-
1912. De schout, een functie vergelijkbaar met die van
burgemeester, werd in 1810 maire (bij de inlijving van
Nederland in Frankrijk), in 1814 (na de Franse tijd)
even burgemeester maar al snel (in 1817 of eerder)
weer schout en in 1825 definitief burgemeester, vol
gens het in 1824 door de regering uitgebrachte Regle
ment op de besturen ten plattelande. Dhr. W.L. Vader,
bij de machtsovername door de patriotten in 1795 tot
schout benoemd, was achtereenvolgens schout, maire,
even burgemeester, en schout, dhr. P. Tazelaar was
achtereenvolgens schout en burgemeester (het desbe
treffende archief van Wissenkerke uit de jaren 1809-
1825 is onvindbaar; wel staat uit andere bronnen vast,
dat dhr. Tazelaar in 1820 schout was en dhr. Vader in
1810 maire en in 1819 schout).
17. Het testament van W.J. Vader van 's-Gravenpolder
(1839-1916) uit 1911 (familiearchief Goes) bevatte een
soort pensioenregeling (wekelijkse uitkering gedu
rende het leven van de betrokken legatarissen) voor
zijn drie dienstbodes, koetsier en palfrenier in Den
Haag en voor de twee werksters, twee tuinmannen en
jachtopziener in Wissenkerke.
18. Idem als 14, pag. 34 (Dorpsdijk 100).
19. Idem als 8, pag. 9-26 (Comelis Zwigtman).
20. Idem als 14, pag. 34 (Dorpsdijk 100).
21. Idem als 12, pag. 181-182 (A.S. van der Loeff H.J.E.
Vader).
G.G. de Fouw: Wissenkerke in vroeger tijden, Uitg.
Deboektant, Oostvoorne, 1995, pag. 73-75. Het gebouw
op de Dorpsdijk, toen nog steeds kinderbewaarschool,
werd in de jaren 1960 afgebroken.
22. Een andere, meer waarschijnlijke verklaring is, dat
het aantal (zes) gebaseerd is op de vermelding daar
van op pag. 16 in het rapport van dhr. H.C. de Kater
e.a. (zie noot 14). Ook staat in dat rapport op pag. 16
foutief vermeld, dat de huizen van de familie Vader in
de Voorstraat op één na alle in het eerste kwart van de
twintigste eeuw zijn afgebroken en dat er in de Voor-