was opgenomen.18) Doordat Tobias beslag
had gelegd op de nog te verdelen allodiale
boedel werd de verdeling daarvan opgehou
den tot het jaar 1697.19)
De bovengenoemde verbandbrief is niet de
enige die afgesloten was door Adriaan en
Robbert van Schilperoort.
Want op 8 januari 1679 gingen zij een
lening aan van 1000 ponden Vlaams bij
Johan Steengracht, secretaris van de Ad
miraliteit in Zeeland. Daarvoor werd een
verbandbrief gemaakt voor de schepenen
van Kattendijke, waarin een rente werd
overeengekomen van 4 V2 Als zekerhe
den werden diverse gemeten grond gesteld
in het ambacht Kattendijke.20)
De nalatenschap van Robberts broers
Adriaan en Tobias en zijn zus Elisa
beth
Behalve erfgenaam van zijn moeder werd
Robbert van Schilperoort ook erfgenaam
van zijn broers Tobias en Adriaan, overle
den in resp. 1714 en 1716, die hun nalaten
schap aan Robbert hadden vermaakt.21)
Robbert werd geen erfgenaam van zijn zus
Elisabeth, want die had zelf twee kinderen.
Wel werd hij samen met zijn broers Adri
aan en Tobias voogd over hen, omdat hun
ouders al overleden waren in 1680. Ook
beheerden zij als zodanig de nalatenschap
van Elisabeth tot de meerderjarigheid van
de kinderen, Johanna Cornelia en Matthias
Reijns. Hun bemoeienis ging zover dat toen
Johanna Cornelia trouwde in 1692 met mr.
Mattheus Stilte, advocaat te Den Haag, de
huwelijkse voorwaarden werden gemaakt
op het slot 's-Heer Hendriksburg.22) Mat
theus Stilte legde het dan verlopen voogdij
schap wel voor aan de Raad van Brabant.23'
Hij en Elisabeth hadden één kind Matthijs
Stilte, die nog minderjarig was in 1717
toen ook zijn ouders overleden waren.
Daarna nam Robbert het beheer van diens
vermogen uit nalatenschap van zijn ouders
en grootouders over. De nieuwe voogden
van Matthijs bekeken wel het beheer van
die nalatenschap, waaronder goederen in
Steenbergen.24)
Afwikkeling van de nalatenschap van
Robbert van Schilperoort vanaf 1719
Robbert van Schilperoort overleed in
augustus 1719 en werd begraven te Goes.
Over zijn testament ontstond vlak daarop
een conflict binnen de familie. De meer
derjarige kinderen van zijn inmiddels
overleden zus Anna Catharina, t.w. haar
stiefzoon Stephanus Courallet en haar
eigen dochter Martha Courallet verzet
ten zich tegen het testament omdat zij de
status van Johanna van Schilperoort als
onwettig kind van Tobias van Schilperoort
niet erkenden, daar hij Johanna nooit had
erkend, en zij daarom ten onrechte de naam
van Schilperoort voerde. Ook Hermes de
Waijer mocht zich volgens hen niet opwer
pen als afwikkelaar van de nalatenschap
namens zijn vrouw. Stephanus en Martha
hadden zich hierover tot de Hoge Raad ge
wend middels een rekwest voor een mande
ment van maintenue en kregen in oktober
1719 het fiat hiervoor, dat inhield dat hun
oppositie ontvankelijk werd verklaard.25)
Daardoor werd de feitelijke afwikkeling
van de nalatenschap van Robbert geblok
keerd. Omdat Stephanus en Martha krap
bij kas waren werd het mandement pro deo
verleend. Zij stelden in hun verzoek aan de
Hoge Raad ook nog dat zij verstoken waren
van bezit en moesten gaan werken.
Ondertussen was Hermes de Waijer wel
betrokken bij de erfenis van Robbert omdat
hij niet alleen zelf de feodale goederen
erfde maar ook optrad namens zijn vrouw,
die universele erfgename was. Hermes
aanvaardde die erfenis onder beneficie van
inventaris. Stephanus en Martha Courallet
hadden niet de middelen om hun oppositie
tegen het testament van Robbert vol te
houden.
Hermes kreeg ook het beheer van de nala
tenschap van de ouders van Matthijs Stilte.
Ook deze aanvaardde hij onder beneficie
van inventaris.26)
Ambacht Kapelle-Biezelinge
Tegen het mandement van maintenue
kwam de schuldeiser van de geleende
20.000,-, Johan van de Mandere, burge
meester van Vlissingen in verzet. Hij liet
eind 1719 een zogenaamde insinuatiebrief
37