in de as heeft gelegd. Ik wilde niet langer blijven. Er was geen plek meer om te sla pen. Er kwam wat water in de kelder, want ook onze polder werd dras gemaakt. En zo zijn wij in het donker vertrokken, gepakt en geladen, vertrokken naar de fam. Bruyn- zeel, dicht bij het station, die een modern huisje bewonen. Ik had ook een aanbod van het klooster, maar Piet Bruynzeel, een arts, die bij zijn ouders was, bood gastvrijheid aan. De week, die volgde, was tamelijk rus tig. Alleen werd Bath zwaar beschoten en 1 gedood. In 't dorp hadden we ondertussen verschillende doden. Een jongen, die vlak bij mij was geweest tijdens het bombar dement, had dekking gezocht achter een muurtje en was, toen het depot in de lucht vloog, gedood. Onder het puin haalden ze later een vader met twee zoons van ±15 en 13 jaar en een man uit Dreischor, geëvacu eerd hier. Dan was er een smid getroffen en in onze consistorie gebracht en gestorven. Verder twee heel oude mensen, die nu nog niet terug gevonden zijn. We hadden een begrafenis in een massagraf onder het geronk van vliegtuigen met angst voor gra naten. Van zaterdag 14 Oct. tot dinsdag 24 Oct. zijn we bij de Bruynzeels geweest. Telkens even wat halen thuis. De boerderijen in de omtrek zaten vol met vluchtelingen. 22 Oct. hield ik een aantal diensten in stallen en op een deel en in een aardappelhut. De meeste mensen waren weg uit 't dorp. In de kelder van de kerk zaten al twee families, anders waren wij er in getrokken. Maar nu hadden we tenminste nog een soort familieleven, alhoewel elke dag de gra naten over ons heenvlogen en sommigen kwamen dichtbij. Op een km. afstand stond een duitse granaatwerper te schieten en de Can. schoten daar weer op. We maak ten daar een vliegtuig aanval mee op een boomgaard vlakbij, waar soldaten lagen. De laatste nachten hebben we in de kelder geslapen. Ik had Henny met de kinderen naar Wolfaartsdijk willen brengen. Col lega van Dijk had onderdak aangeboden, 't was Rode-Kruisdorp, dus 't leek veilig. Mevr. Kakebeeke was er ook heen gegaan met de kinderen. Maar Henny wilde bij mij blijven en ik wilde niet uit de gemeente weg. Dinsdagmorgen stonden we klaar, na een angstige nacht granaat beschieting. We hadden de kinderwagen volgeladen, Bertje erin, Joke bij Henny achterop, de oude mevr. Bruynzeel zou bij haar zoon achterop gaan. We stonden klaar op de weg en moesten voortmaken, want ieder ogen blik kon de beschieting opnieuw beginnen. En toen kon mevr. Bruynzeel niet achterop blijven zitten en zijn we allemaal weer in huis gegaan. Zo brachten we de dag door. 's Avonds legden we de kinderen in de kel der en op onze aandrang gingen we in de keuken zitten. Gelukkig. Want om 8 uur een slag, gekraak. Een voltreffer in 't dak. Kleine scherfjes waren ook in de huiska mer gekomen. Wij schoten in de kelder, een klein modern keldertje onder de trap, maar gedeeltelijk onder de grond. En daar heb ben we een nacht doorgemaakt, die we ook niet zullen vergeten. Om 't huis heen vielen de granaten. Dat duurde een paar uur. Toen hebben we nog wat geslapen. Om 6 uur werd ik wakker en zei tegen Henny: we gaan naar het klooster. De den Boers waren telkens bij ons. 't Klooster zat stampvol, bijna 300 mensen. Dat heeft dikke muren. Bovendien is 't Rode-Kruis hospitaal. Dus wellicht wat veiliger. Zo togen we om half zeven naar het klooster. De duitse dokter was net verdwenen en op zijn kamer kregen we onderdak. Na een poos gingen den Boers en ik naar de fam. Br. om nog wat kleren en eten te halen. Maar we konden bijna niet meer terug. De granaten vlogen over ons heen, de D. stonden voor 't klooster met geweren, mi trailleurs en pantservuisten en wilden ons terugsturen, want de Canadezen zaten al vlakbij en beschoten de weg. Wij liepen echter door en kwamen heelhuids binnen. Toen hebben we daar nog een hevige be schieting op de weg gehad. We gingen uit de kamer de gang in, wat ons geluk was, want een stevig stuk scherf kwam in de kamer terecht. Om half twaalf stond er nog een soldaat met een pantservuist voor 't klooster. In de tuin achter 't klooster za ten soldaten met mitrailleurs. Om 12 uur stonden de eerste canadazen in 't klooster. Toen hebben we gezongen: 't Wilhelmus.

Tijdschriftenbank Zeeland

De Spuije | 2016 | | pagina 8