tot en met de verwerking in de meestoven
en de handel in het eindproduct was com
plex en specialistisch. Geen enkel ander
gewas kon daar mee wedijveren. Blijkbaar
sprak en spreekt dit wortelgewas meer tot
de verbeelding dan het alledaagse, maar
onmisbare broodgraan.
De meestoven
De wortels werden na het oogsten om te
beginnen gedroogd in een zogenaamde
koude stoof en daarna door verhitting
verder gedroogd in een droogoven. Ver
volgens werden de gedroogde wortels op
een dorsvloer met vlegels in kleine stukjes
geslagen, gezeefd en van stof gezuiverd.
Het dan ontstane halffabrikaat, de 'ratine',
werd verpulverd (gestampt). Dit geschoon
de poeder leverde de verfstof. Het stampen
van de racine tot eindproduct, het hard
goed (een verzamelnaam voor de diverse
poederkwaliteiten) vond bij het merendeel
van de oude meestoven plaats in een apart
staand gebouwtje, het stamphuis. Het los
van de meestoof bouwen van het stamp
huis was waarschijnlijk gebaseerd op het
brandgevaar.
De meestoven waren prototypes van de
agrarische industrialisatie, die voor andere
producten pas veel later tot ontwikkeling
zou komen. Ze vormden verder de eerste
vorm van coöperatie, waarvan de telers van
het gewas gezamenlijk gebruik maakten.
De stoof werd als regel - hoewel daarop wel
enkele uitzonderingen voorkwamen - ge
sticht door een aantal van zestien aandeel
houders, de zogenaamde partenrederij. Het
kwam ook regelmatig voor dat niet-land-
bouwers aandeelhouder in een meestoof
waren. Alle aandeelhouders waren voor de
resultaten in de stoof hoofdelijk aanspra
kelijk. De aandelen (parten) waren nor
maal verhandelbaar. Ook landbouwers die
geen aandeel in de stoof hadden, konden
hun product voor verwerking aanbieden.
Opmerkelijk is dat gedurende het gehele
productieproces de meekrap eigendom bleef
van de teler.
Iedere meestoof had een eigen identiteit.
De aandeelhouders waren trots en zuinig
op hun bezit. Vandaar ook dat bij de oprich
ting de stoof van een naam werd voorzien.
Meestal prijkte de naam op een duidelijk
zichtbaar aangebrachte hardstenen pla
quette, vaak vergezeld van de namen van
de stichters.
Meekrap was een arbeidsintensief gewas.
Zowel de teelt en het rooien van de wortels,
maar vooral het werk in de stoven, zorg
den voor veel werkgelegenheid. Vandaar
dat het behalve voor de landbouwers ook
voor de arbeiders een belangrijk gewas
was. Meestal voerde één van de stich
ters bij toerbeurt de directie, terwijl een
boekhouder verantwoordelijk was voor de
administratie. Het uitvoerende werk in de
stoof stond onder leiding van de droger. De
droger was een sleutelfiguur in het proces,
MEEKRAP
Afb. 2. De voorpagina van het in 1850 ver
schenen rapport van l.G.J. van den Bosch.
Dit rapport is van grote betekenis geweest
voor de opleving van de meekrapteelt in Zee
land. (Zeeuwse Bibliotheek, Middelburg).
17
OVER DEN VERBOUW EN DE BEREIDING DER
iw nKT
DEPARTEMENT VAN VAUCLUSE,
Iff VERBAND HET DE
MEÉ KRAP-TEELT
IN
ZEELAND;
I. G. J. VAN DEN BOSCH,
LID DER ZEKEWSC1IS COMMISSIE VAN LANDBOUW EN VAN
ONDEHSCUHDENE BINNEN- BK EUITSNLAN1MCUE CENOOTSCUACrKN.
Uitgegeven door de Commissie van Landbouw in Zeeland.
I'. F. AUlt.
1 8 i»0.