mee en kregen meestal een grote lepel met
rijst, een lepel vol groente of iets dat leek
op soep.
Het eten werd slechter naarmate de tijd
vorderde. Er was allang geen suiker meer,
noch melk, eieren of boter. Over vlees
werd niet meer gesproken. Tegen het eind
ontving het kamp misschien 20 kilo voor
5.000 mensen, minder dan 3 gram per per
soon. Daar werden natuurlijk grappen over
gemaakt. Ze visten twee of drie draadjes
vlees uit het eten en zeiden: Mijn biefstuk
is niet precies well doneof iets dergelijks.
Die dingen moest je wel zeggen om elkaar
te laten lachen. Je kunt niet drie jaar lang
huilen.
In Banjoebiroe waren verschillende men
sen die niet konden vergeten dat ze voor
de oorlog de vrouwen waren van rijke
managers, hoge militairen of ambtenaren
en mooie huizen gehad hadden en zilveren
dienbladen en verschillende bedienden.
Deze vrouwen kwijnden weg, ze konden
zich domweg niet aanpassen. En werk is
werkelijk een zegen, zeker in die omstan
digheden. Ik haat het te erkennenmaar je
kunt niet de elke dag aan je man denken.
Ik zei altijd welterusten tegen hem voordat
ik in slaap viel. Maar dat was het. De hele
dag aan hem denkenzou je mentaal ge
stoord maken. Er zit ook geluk en vreugde
in voelen dat je met anderen dient, dat je
zorg kunt dragen voor anderen en probeert
Afb. 8. Eetgerei.
het moreel hoog te houden, speciaal het
moreel. Dat was erg belangrijk, het moreel
hoog houden. Degenen die de hoop opgaven
en wanhoopten of ze ooit hun mannen of
zoons nog zouden zien, die moest je helpen.
Je moest zo tegen ze aan praten dat ze weer
wat normaler dachten. Bijvoorbeeld: (Weet
je, op een dag is dit voorbij. Het kan nog een
jaar duren, misschien twee, maar nu is het
tijd om sterk en moedig te zijn. Kun je je de
woorden van Churchill herinneren'We can
take it'. We kunnen het hebben. We moeten
de Jappen laten zien dat we het kunnen
hebben. We zijn nog niet vies en vuil genoeg
en huilend om het niet meer te kunnenEn
de meeste vrouwen vermanden zich weer. Ik
moet je zeggen dat ik grote bewondering en
liefde voel voor vrouwen, want vrouwen zijn
taai, werkelijk taai!
De mannenkampen waren gewoonlijk min
der goed georganiseerd en minder schoon
dan de vrouwenkampen. De mannen waren
niet gewend het huis schoon te houden of
kleren te wassen. Ze hadden ook hun kinde
ren niet bij zich en waren vaak verloren in
wanhoop. De vrouwen hadden de kinderen
en hoewel sommige vrouwen vonden dat
hun kinderen een last waren, waren ze voor
de meesten een grote troost. Het hield hen
gaande en ze voelden zich nodig.
Ze hadden de regel dat iedereen hetzelfde
rantsoen kreeg. Of je nu zeven jaar oud
was of 87. Een van onze dokters was het
er niet mee eens, maar de andere twee
wel. De mensen die werkten in de centrale
keuken kregen dubbele porties, evenals
de verpleegsters en de houthakkers. Er
was iemand die zes kinderen had waarvan
de jongste één jaar oud was. De baby at
echter niet al haar soep op. Haar moeder
bracht het restje naar Lex en zei: Ik wil
dat jij mijn soep opeet. En meestal deed ze
dat.
Het was meelijwekkend te zien dat we alle
maal magerder en magerder werden. Een
dame was voor de oorlog beslist rond. Maar
ze viel pond na pond af en had huidplooien
over haar hele lichaam. Toen de Jappen
zich overgaven en we het kamp zouden ver
laten gaf ik een van Anneliesjes riemen aan
haar om haar kleren bij elkaar te houden en
18