singen een pragmatische visie. Al in 1891 verkreeg de firma Ribbink, Van Bork Co uit Amsterdam van de gemeente Vlissingen een concessie voor de aanleg en exploitatie van een lokaal telefoonnet.3) Omstreeks 1900 was de telefoon in de open bare ruimte gaandeweg steeds zichtbaar der geworden. De torens, rekken en lijnen maakten het telefoonnet steeds meer tot een in het oog springend onderdeel van het stadsbeeld; wie de stad van boven bekeek zag als het ware één groot spinnenweb.4) De centrale, het centraal bureau genoemd, was in de meeste steden - later ook in de dorpen - het centrum van het telefoonnetwerk. De telefooncentrales waren tot de Tweede Wereldoorlog voornamelijk handbediend. Dit was een arbeidsintensieve werkwijze. Elk telefoongesprek begon door bij de cen trale iemand op te roepen. Als een abonnee contact zocht met de centrale viel daar een Afb. 2. Telefoonpaal in de Papegaaistraat ca. 1920. klepje om of ging er een lichtje branden. Het personeel (gewoonlijk waren dit onge trouwde vrouwen) hoorde van de oproeper met wie deze wilde spreken. Tussen de beide abonnees werd de verbinding ge maakt door het prikken op het wisselbord. Elke abonnee had in de centrale een eigen kabelstekker en een eigen genummerde po sitie in het wisselbord. Vanuit de centrale gingen de kabels in brede bundels de lucht in en ze werden vervolgens op korte afstan den ondersteund met zware houtconstruc ties die op hoge daken waren geplaatst. Als de bundels een brede straat of een plein moesten oversteken werden soms vrij staande ijzeren torens gebruikt. De kabels werden bij de steunpunten gesplitst en elke abonnee kreeg een eigen draad. Eerste telefoonaansluitingen in Goes Vanaf het begin van de jaren negentig van de negentiende eeuw kwamen bij het gemeentebestuur van Goes aanvragen bin nen om een vergunning te verlenen voor de aanleg van een eigen lokale telefoonver binding. Zo kreeg het college van B&W in 1891 een eerste verzoek van schilder Hen drik Jacobus van Noppen om telefoon te mogen aanleggen tussen zijn woning (A55) in de Wijngaardstraat en zijn werkwinkel in dezelfde straat (A192). Uit het archief blijkt niet waarom het verzoek van Van Noppen uiteindelijk niet heeft geleid tot de aangevraagde telefoonverbinding.5) De firma Wed. Massee, gespecialiseerd in werktuigen voor de landbouw en de zuivel bereiding, vroeg in 1899 toestemming aan de gemeente om telefoonverbinding te mo gen aanleggen tussen het bedrijfspand (C58) en haar pakhuis (A135b). Met het oog op de aanleg van deze verbinding was het nood zakelijk om een isolator aan het stadhuis te bevestigen.6) De gemeente ging hiermee akkoord, mits de draagconstructie aan de oostgevel van het muurwerk van het stad huis zou worden bevestigd. Wel was de eis dat alle aan het stadhuis gemaakte schade onmiddellijk zou worden hersteld. Enkele jaren later verzocht de firma Massee om toestemming bij de gemeente voor de aanleg van een tweede telefoonleiding. Deze nieu- 35

Tijdschriftenbank Zeeland

De Spuije | 2016 | | pagina 37