we lijn wilde het bedrijf aanleggen langs
de bestaande leiding naar haar kantoor
in de Boudewijn de Wittstraat (later Dam
genoemd). Ter bevestiging van deze tweede
lijn was het noodzakelijk dat twee isolato
ren aan het stadhuis werden aangebracht.7)
Opnieuw stelde de gemeente nadrukkelijk
als voorwaarde dat eventuele schade zo snel
mogelijk moest worden hersteld.
Koopman en orgelfabrikant Anton Samuel
Jacobus Dekker diende bij de gemeente een
verzoek in om een telefoonkabel te mogen
aanbrengen van de nok van zijn perceel
aan de Turfkade (D26) naar de nok van
zijn huis in de Koningstraat (D6).8)
De technische ontwikkeling gaat in deze
jaren snel. De hierna genoemde aanvragen
betreffen verzoeken om een aansluiting te
mogen realiseren met het Rijkstelefoonbu-
reel op de Grote Markt. Sedert 1901 was
in Goes de Rijkstelefoon gehuisvest in het
gebouw van de Rijkstelegraaf op de Grote
Markt. Dit betekende dat de behoefte aan
een eigen lokale - relatief dure - telefoon
verbinding binnen de stad achterhaald
was en dat men het belang ging inzien van
interlokaal telefoonverkeer via het kantoor
van de Rijkstelefoon.
Op 9 maart 1903 verzocht de heer H.
Leijgraaff, hoofdagent in Zeeland van de
Delibrouwerij, om vier isolatoren aan de
gevel van het stadhuis te mogen aanbren
gen in verband met de aanleg van telefoon
tussen zijn woning (A186) en het Rijkstele-
foonbureel. De gemeente ging akkoord en
de enige voorwaarde was dat alle veroor
zaakte schade moest worden hersteld.9)
Op 10 september 1904 berichtte het Hoofd
bestuur der Posterijen en Telegraphie aan
de gemeente Goes dat de heer J.Th.Pilaar,
groothandel in steenkolen en bouwma
terialen, een aansluiting wilde naar het
Rijkstelefoonbureel.10) Nadien komen bij
de gemeente geen verzoeken om een tele
foonaansluiting meer binnen. Het was ook
overbodig geworden; de Rijkstelefoondienst
regelde de infrastructuur in vervolg direct
met de gemeente Goes.
Trage toename telefoon
Omstreeks 1900 was het in veel steden
Afb. 3. Telefoonpaal in de Witte Paard-
straatca. 1920.
van ons land mogelijk om interlokale
telefoongesprekken te voeren. We zagen
al dat Goes hierin in vergelijking met
Vlissingen aanzienlijk achterliep. In deze
plaats was dit al vanaf 1891 mogelijk.
In het vervolg gaan we nader in op de
gemeentelijke terughoudendheid bij de
verdere uitbreiding van het aantal tele
foonaansluitingen.
Het gemeentebestuur van Goes ontving
op 5 oktober 1899 een brief van het Hoofd
bestuur der Posterijen en Telegraphie met
de mededeling dat op korte termijn een
intercommunaal Rijkstelefoonbureel in het
gebouw van de Rijkstelegraaf op de Grote
Markt zou worden gevestigd. De ingezete
nen van Goes zouden na de realisatie hier
van interlokale telefoongesprekken kunnen
voeren in dit kantoor. In de brief van het
Hoofdbestuur wordt nadrukkelijk gesteld
dat van een dergelijke faciliteit het meeste
rendement zou uitgaan indien een plaat
selijk telephoonnet van gemeentewege zou
worden aangelegd. Blijkens haar antwoord
was het gemeentebestuur er niet van over
tuigd dat in Goes nu al de behoefte bestond
36