'Naar een joods huisje leiden talloze paden.'1' Een eerste indruk van joodse sporen op de Bevelanden Jan Kouwen Inleiding AchteruitgangAls een bewijsdat de Israë- lietische bevolking van Goes sterk achteruit gegaan is, meldt men aan de N.R. Crt. dat de Israëlieten alhier geen gemeente meer vormen, maar worden ingedeeld bij Middel burg.2) Dit verlate berichtje verschijnt op 6 juli 1911 in de Goessche Courant. Verlaat omdat het formele besluit hiertoe, van de Centrale commissie van het Nederlands Israëlitisch Kerkgenootschap, al op 25 juni 1911, per verordening (no. 75) genomen is. De directe aanleiding voor het officieel opheffen van de gemeente is het overlijden, op 29 mei 1911, van het enig overgebleven bestuurslid, de heer A. Neter. Hoe anders waren de verwachtingen op 22 maart 1836, toen de voorloper van de Cen trale commissie, de Hoofdcommissie tot de zaken der Israëlieten, Goes tot bijkerk van Middelburg verklaarde. Joods Nederland is in die dagen administratief in ressorten verdeeld en voor het ressort Zeeland is Middelburg de plaats waar de hoofdsyna goge is gevestigd.3) Drie jaar daarvoor heeft de hoofdcommis sie, in augustus 1833, al toestemming ver leend om, in Goes, op de hoogtijdagen dien sten te houden. Het begrip 'hoogtijdagen' werd blijkbaar wat ruim geïnterpreteerd, want een maand later al vraagt dezelfde commissie aan het gemeentebestuur van Goes om op te treden tegen illegale huis diensten. En, wat minstens zo belangrijk zal zijn geweest, om zorg te willen dragen voor de inning van de achterblijvende con tributie aan de hoofdsynagoge Middelburg. Het stadsbestuur komt vrij snel tot de conclusie dat zij zichzelf niet bevoegd acht in deze kwestie te handelen.4) Middelburg lijkt hierin te berusten, de situatie te ge dogen, want in 1835 geeft ze toestemming om een bijzondere bidplaats te houden. De formalisatie van de ontstane situatie vindt op 22 maart 1836 haar bekroning in het aanstellen van B.D. Cohen en A.M. Groen als kerkmeesters.5) Eind goed al goed? Niet echt. In de 75 jaar dat de joodse gemeente Goes formeel heeft bestaan zijn moeilijk heden, problemen en conflicten nooit hele maal afwezig. Maar hoe is het zover gekomen? Daarvoor moeten we iets verder terug in de tijd. Er is een brief van hertog Albrecht van Beieren (1336-1404). Hij bestuurde Holland en Zeeland, sinds 1358, (als voogd voor zijn geesteszieke broer Willem V) waaruit blijkt dat er in 1359 te Goes jo den moeten hebben gewoond. In deze brief wordt de zorg uitgesproken dat wellicht nog meer joden zich in deze stad zouden willen vestigen.6) Het officieel weren van joden, vaak om economische redenen, is schijn baar vrij effectief geweest. Onofficieel trou wens ook. Zo besluit het stadsbestuur van Goes, ruim vier eeuwen later in juni 1793, om op de jaarmarkt generhande spellen, kwakzalvers, bedelaars en dergelijke toe te laten. Onder de term 'en dergelijke' kan je dan iedereen uitsluiten die een bedreiging lijkt te vormen. Vooral de rondtrekkende joodse marskramers werden vaak als een Afb. 1. De Goese fotograaf B.D. Cohen heeft verschillende functies uitgeoefend binnen de joodse gemeenschap (Zeeuws Archief55-67- 05c.) (Afb. 1 en 6-8: foto's auteur.) 2

Tijdschriftenbank Zeeland

De Spuije | 2016 | | pagina 4