Afb. 2. De afschrijver
maakt zich hekend.
Het heeft er alle schijn van dat Ver-
schraage een complete versie van het
oorspronkelijke statuut van 1508 voor zich
heeft gehad. Ook een gedichtje dat aan het
eigenlijke statuut voorafgaat en waarin
het devies van de kamer (in godts naam)
voorkomt, schrijft hij over.
Gij edele wijngaartranke,
al van kappelle reijn,
met uwe zoete dranken
versiert nu algemeijn,
Retorijka zeer zoet,
en schept een nieuwen moet,
in godts naam naar hetaamen,
en viert haar zoet.
Het is geen opvallend kunstig gedicht,
maar het rijmschema valt wel op. De
eerste vier regels rijmen gekruist ahab
de volgende vier hebben een gebroken rijm
ccdcWat rijm betreft lijkt het gedichtje
daardoor te bestaan uit twee kwatrijnen.
De zinsstructuur en de tekstopbouw maken
beide een andere indeling. Na een aanroep
van de 'edele wijngaartranke' in de eerste
drie regels volgen drie imperatieven (ver
siert, schept, viert) die vijf regels vormen.
Tekstproblemen
De oorspronkelijke tekst uit 1508 is niet
bewaard. Of Frans Verschraage die ter
beschikking had, weten we niet. Misschien
heeft hij het ook al moeten doen met een
kopie, of met een kopie van een kopie. Het
kan zijn dat de versie waarvan hij over
schreef niet meer goed leesbaar was, of dat
hij sommige woorden die hij op zijn pad
tegenkwam niet kende. Van der Woude
wees al op enkele leesfouten en vooral ook
op drie of vier verschillende schrijfwijzen
voor een en hetzelfde woord.6) Zo komen we
in de inleidende tekst het woord pronadzia-
tien tegen, maar verderop ook het bijbe
horende werkwoord pronidciëren (art. 33),
pronidseeren (art. 40) en prononchiëeren (in
het register), woorden die allemaal zoiets
betekenen als 'ten gehore brengen'.
Waarschijnlijk is ook promdriëlijk in
artikel 27 zo'n probleemwoord. Het is
in geen van de ons ten dienste staande
woordenboeken te vinden.7) Het dichtst in
de buurt komt nog 'promantelijk', waarvan
het Woordenboek der Nederlandse Taal
Afb. 3. Deel van de titelpagina.
31
a
'j