dat hem iet noodzaakelijk lette, zo zal hij de bode of iemand van de gezellen geven drie groote vlaams, zonder vertrek, en doet hij dat niet, zo zal t den regent verleggen, en zal daar voor hebben tien groote vis. Art. 41 Item nog is geordonneerd, als dat men nu voortaan, zoo wie een rolle toege- schikt word van prinse en deeken, en dat goeds stijds te vooren, die zal alle zondage en heiligdagen ter kamer komen, om te accordeeren, tot zekere uure, 't welke zal weezen ter klokke een naar noene, op de boete van een groote, (noodzaaken uitgesteeken) en indien iemand eenige kost doet van drinken, voor dat het geaccordeerd is, dat zal op zijn eigen kost zijn, en dat om die 's wille, dat er geen addiëntie en geschiet in 't accordeeren, door 't terreur dat er gebeurd, bij klappen en drinken, en ander ongehoor, en wie daar meede drinkt, of in 't gezelschap komt, zal meede gelden als in 't articul van de colven verhaald is. Art. 42 Item nog is geaccordeerd bij voorzien van prinse, deeken, en 't gemeene gezel schap, of het tot eenige tijden gebeurde, nu of naarmaals, dat de regenten niet wel voorzien waaren van geld, zo dat van nu voortaan elk gildebroeder, het zij gezwooren of goedwillig inleggen zal, zes weeken voor den dag van triumphe of den feestdag, elk zes stuivers, en dat tot behoefte van de regen ten, om tot haar voordeel te koopen met gereed geld, vleesch, hoendren, en anders wat henlieden van noode zal zijn, tot profijt van de kamer, en dat in afkortinge van elk erlij kosten. register of bladwijzer der articulen van de ordinaeren feestdag, op den besnijdenisdag, Art. 1 van 't verkiezen der regeerders met de bode, Art. 2 wie in 't gilde komen mach en waar in de zelve gehouden zijn Art. 3 hoe en wanneer men uit het gilde gaan mach Art. 4 wat hij schuldig is die behoorlijk uit 't gilde en parochie scheid, Art. 5 van 't begraaven der gildebroeders, en 't betaalen der doodschuld, Art. 6 tafele van de huwelijken en wat het gilde en zij schuldig zijn, Art. 7 wat den prinse verbeurd zelve in gebreeke bevonden zijnde Art. 8 wat de gezellen verbeuren ter dagvaard niet komende Art. 9 wat hij verbeurd die des kamers secreeten openbaard Art. 10 van 't speelen en uitgeeven der rollen. Art. 11 van 't speelen en overleveren der rollen met de boeten Art. 12 hoe de onkosten van 't speelen zullen gedoogd worden Art. 13 tafel van de kwestie der gezellen en waar die moet afgelegd worden Art. 14 van de beleeders rekeninge en proseduure Art. 15 van de koning te looten, wat hij schuldig is, en hoe men ter feest moet komen Art. 16 hoe den koning in 't gilde hem houden zal, en van zijn feeste Art. 17 van gulzigheid, breeken en storten Art. 18 dat elk op de feeste een liedeken of gedigt moet prononchiëeren ter ordonnantie van den prinse Art. 19 van 't getal der gildebroeders en extraördinaere liefhebbers Art. 20 tafel van vloeken liegen schimpige woorden en ontamelijke eeden zweeren. Art. 21 wat hij verbeurd die geen addientie en geeft ter bevelen van regenten Art. 22 van het uit gaan op speelen en van de gene die 't huis blijven Art. 23 44

Tijdschriftenbank Zeeland

De Spuije | 2017 | | pagina 46