uitzondering - en dorpen sterk verschilden qua omvang en vermogensstructuur, zal hier op vergelijkend lokaal niveau naar gekeken moeten worden. Tussen een groot dorp met relatief rijke inwoners zoals Kloetinge en een klein dorp waar de inwo ners nauwelijks boven de grens van 2.000 uitkomen zoals Kattendijke of Waarde, zijn de nodige verschillen te verwachten. Het is niet bij voorbaat gezegd dat de rijkste inwoners altijd de meeste macht hadden. Een derde lijn van onderzoek is om genea logische dieptestudies uit te voeren naar Zuid-Bevelandse boerenfamilies. Hoewel er in globale zin sprake is van continuïteit, variëren families, of takken van families, in de mate waarin zij succesvol geweest zijn om hun rijkdom en sociale positie over de generaties heen vast te houden en uit te bouwen. Detailstudies van families, waarbij de huwelijkspolitiek, de erfdelingen, het grondbezit en vermogens over de genera ties heen, en bijvoorbeeld de relatie met Goes in kaart worden gebracht, kunnen aanvullende inzichten verstrekken over de micro-processen van elitevorming. Er zijn al vele genealogische studies uitgevoerd naar Bevelandse boerenfamilies, maar deze zijn zelden vergelijkend of vanuit de bovenstaande vraagstelling vormgegeven. Een dergelijke studie zou het genealogisch en regionaal historisch onderzoek nader tot elkaar kunnen brengen.35) Tenslotte zou het de moeite waard zijn om de agrarische elitevorming op andere eilanden, zoals Noord-Beveland, Walcheren of Tholen verder te karteren. In de overeen komsten en verschillen tussen de eilanden worden de vormingsprocessen pas goed zichtbaar. Deze hangen samen met de eigenschappen van de bodem, de onderlinge verhouding tussen stad en platteland, en - wat belangrijk is voor een dynamisch en 'door mensen gemaakt' gewest als Zeeland - van de tijd waarin het land is drooggelegd en een nieuwe stroom inwoners heeft ont vangen. Hiermee kan de boeiende geschie denis van Zeeland verder worden ingevuld. Dr.ir. Klaasjan Visscher is universitair docent organisatie innovatie aan de Universiteit Twente. Hij heeft interesse in economische, technologische en sociale geschiedenis en houdt zich al enige decennia bezig met - vooral Zeeuwse - genealogie. 13 Noten: 1. Op deze lijsten van hoogstaangeslagenen in de directe belasting, die van 1848 tot 1917 werden bijgehouden, stonden oorspronkelijk 1 op de 3.000 hoogst aangesla gen belastingbetalers van de verschillende provincies. Vanaf 1887 werd dit aantal verdubbeld tot 1 op de 1.500. De hoogstaangeslagenen waren in principe verkiesbaar voor de Eerste Kamer (J.K.S. Moes (2012), Onder aristocratenBijlage II: De lijsten van verkies baren voor de Eerste Kamer der Staten-Generaal 1848-1917) 2. In 1881 komen komen twee Zuid-Bevelandse boeren voor op deze lijst, die dan 62 personen omvat: Pieter Dekker (1829-1912), burgemeester van Wemeldinge, en Jan Trimpe (1797-1884), oud-burgemeester van Kloetinge. Op latere lijsten staan ook landbouwers als Jan Blok (1826-1912) uit Krabbendijke, Pieter Lindenbergh (1851-1940) uit Wemeldinge en Johannes Lindenbergh (1870-1963) uit Wolphaartsdijk. Deze lijsten werden vaak gepubliceerd in de Middelburgsche Courant of de Goessche Courant. 3. Zie P.J. van Cruyningen, Behoudend maar buigzaam; Boeren in West-Zeeuws-Vlaanderen 1650-1850, Wageningen 2000; en P. Brusse W.W. Mijnhardt, Towards a new template for Dutch history; De-urbanization and the balance between city and countryside, Zwolle 2011. 4. Dekker concludeert bijvoorbeeld dat men de dorps elite van Wemeldinge op basis van hun grondbezit rond 1580 bepaald geen rijke boeren kan noemen (C. Dekker, Een Zeeuws dorp in de Middeleeuwen; Wemeldinge voor het jaar 1600, Goes 2007). 5. P.J. van Cruyningen, Bevolking en sociale ver houdingen, in: P. Brusse W.W. Mijnhardt (red.), Geschiedenis van Zeeland deel II1550-1700, Utrecht 2012, p. 103-145. 6. P. Priester, Geschiedenis van de Zeeuwse landbouw circa 1600-1910. Wageningen 1998. 7. Staten van Zeeland, Gedrukte Notulen, 1622-1626, p.181 (7-6-1622). Zie ook: J. Simons Sierveld, Cohier van den duysentsten penninck over de stadt Arnemuyden, Arneklanken, 2011 nr. 4. 8. W. Veenstra, Gewestelijke financiën ten tijde van de Republiek der Verenigde Nederlanden, dl VII Zeeland (1573-1795), Amsterdam 2009, p. 187,188. 9. Het betreft de 1.000e penning over 1622,1626, 1627 en een niet gedefinieerd jaar (waarschijnlijk de herzie ning van 1622 of 1623), te vinden in het Archief van de Stad Goes (ASG) inv.nrs. 4362-4368 en de 500e penning over 1628-1631, 1634,1636,1639,1641,1653-1654, 1665-1667,1670-1671 (ASG inv.nrs. 4331-4345). 10. Over 1622 zijn twee kohieren bewaard, één van sep tember (ASG inv.nr. 4364) en één van november (ASG. inv.nr. 4368). De aanslagen in het kohier van septem ber zijn vaak structureel lager dan die in november. In het laatste kohier staat achter de meeste aangesla- genen liberaliter, wat aanduidt dat het om een vrije gift gaat. Toch lijkt dit laatste kohier accurater te zijn,

Tijdschriftenbank Zeeland

De Spuije | 2017 | | pagina 15