14 aangezien de hier genoemde bedragen als uitgangs punt dienen voor de volgende jaren. 11. ASG inv.nr. 4347. 12. Op 25-5-1653 wordt de staat en inventaris van het sterfhuis van Abraham Jan Meeusen te Wemeldinge opgemaakt (RAZE 3631 fol.l59v). De waarde van zijn nalatenschap is 7.000 (eventuele schulden worden niet genoemd). In het kohier van 1653 betaalt hij 2 (wat overeenkomt met een vermogen van 6.000 13. Opvallend is dat de vermogens in 1665 en 1666 - voor zover vergelijkbaar - structureel hoger worden aangeslagen dan in 1653 en 1654 en de jaren daarvoor. In 1667, en vooral in 1670 en 1671, is er echter sprake van een structurele daling. In 1671 worden de vermo gens aangeslagen op ongeveer de helft van 1666. Wat hier de oorzaak van is is niet helder. De stijging en daling lijken te sterk om enkel met conjuncturele fac toren verklaard te kunnen worden. Aan de hoogte van de genoemde bedragen in deze periode kan enigszins getwijfeld worden. De relatieve verschillen tussen de aangeslagenen zijn in die jaren echter redelijk robuust. 14. Omdat over 1622 twee kohieren met verschillende aanslagen beschikbaar zijn wordt dit jaar hier niet gebruikt. Daarna is 1626 het eerst beschikbare. 15. Priester (1998, p. 457, 481, 486) verwijst naar een haardstedentelling van 1626 (ZA, Verzameling handschriften, toegang 33.1, inv.nr. 152), die tamelijk compleet is. Het aantal haarsteden op het platteland van Zuid-Beveland incl. Wolphaartsdijk is dan 4.032, waarop hij de totale bevolking op 9.700 +/- 800 schat. Het aantal huishoudens wordt niet genoemd. Op basis van een volkstelling uit 1680 noemt hij 2.547 huishoudens en 10.470 inwoners (4,11 inwoners per huishouden). Met dezelfde factor kom ik dan op 2.360 huishoudens in 1626. De 271 aangeslagen huishou dens vormen hiervan ongeveer 11%. Gezien de wat omzichtige bepaling van het aantal huishoudens moet dit als een grove schatting worden beschouwd. 16. Zie http://www.iisg.nl/hpw/calculate-nl.php 17. Kapelle RAZE 2955 (24-8-1624). 18. In 1626 bezitten de erfgenamen van Cornelis Gort tienden te Waarde, Pieter Pieters van de Velde bezit tienden te 's-Gravenpolder en Ingel Cornelisse tienden in de Selnissepolder te 's-Heer Arendskerke [Rekenkamer D; toegangsnr. 511; inv.nr. 5940 fol. 24v, 26v, 49v] 19. In het kohier van 1626 staan 54 inwoners van Goes met een vermogen van meer dan 20.000. Verreweg de rijkste inwoners zijn Cornelis Baltezar (300.000) en mr. Jacob Baerlandt (350.000). De rijkste platte landsbewoners zijn qua vermogen vergelijkbaar met personen uit de Goese subtop, zoals mr. Jacob Bom 24.000) en mr. Cornelis Brune, 27.000), beiden secretaris van Goes. 20. Om enkele voorbeelden te geven: de vader van Foort Verburgh was schepen te Wemeldinge, de vader van Adriaen Gort schepen van Waarde, de vader van Adriaen van Noorden schepen van Kloetinge en gezwo rene van de Brede Watering Bewesten Yerseke. 21. Een uitzondering is Pieter Pieterse van de Velde, die afkomstig was uit Stekene. Hij trouwde in 1596 met een meisje uit Baarland. 22. Om een voorbeeld te geven: Antonij Gillis te 's-Heer Arendskerke wordt in 1634 vermits het affsterven van huysvrou vermindert van 6.000 naar 3.000, terwijl haar erfgenamen Leijn Jansse en Heijndrick Jacobs Boonman er op vooruit gaan (ASG inv.nr. 4335). 23. Naast de erfenis die Cornelis Dominicus van zijn moeder zal hebben verkregen krijgt hij ook een part uit de erfenis van zijn oom Geert Jansz Backer van Schuyle (ONA Goes; not. Levendale; RAZE 2040, fol. 138). 24. In 1641 hebben nog maar vijftien personen een vermogen van meer dan 12.000 (tegen 27 in 1626) en hebben alleen de weduwe van Cornelis van Loenhout uit Kruiningen en Christiaen Jaspers uit Nisse met 21.000 en 20.000 en vermogen boven de 20.000 (ASG 4338). 25. In kohier van 1666 staan 352 inwoners met een vermo gen van 2.000 of meer. Dit zijn er significant meer dan in 1626. Ook zijn de gemiddelde vermogens van de top 1% hoger dan in 1626. Hoe dit geïnterpreteerd en verklaard moet worden is nog onduidelijk. 26. Deze rijke boeren uit 's-Heer Arendskerke moeten echter niet als nieuwkomers beschouwd worden. Ook zij hadden veelal wortels in gegoede Zuid-Bevelandse boerenfamilies. 27. Sijmon Willems was baljuw, Gillis Vertrecht en Jan Haverhoeck waren secretaris, en anderen zaten in de schepenbank en waterschapsbesturen. 28. Van Cruyningen (2000), hoofdstuk 7. 29. Zie ook J.B.V. Wel ten, Pioniers aan de O osterschelde; Catz 1598-1625, Amsterdam 1986. 30. Aan het eind van de achttiende eeuw zou deze symbiose Goes voor verval behoeden. Middelburg, Vlissingen en Zierikzee kwamen toen door het weg vallen van de internationale handel in de problemen (P. Brusse, Economie, in: P. Brusse J. Dekker (red.) Geschiedenis van Zeeland deel III 1700-1850, p. 49-115, Utrecht 2013.) 31. De kinderen van Adolph van Oostee uit Yerseke trouw den bijvoorbeeld met gegoede zonen en dochters uit Goes en de familie ging hiermee geheel op in de Goesse elite. Dit laatste geldt ook voor enkele telgen uit de families Van Loenhout, Verburgh, Van Ossewaerde en Dominicus, die in de loop van de zeventiende eeuw tot de stedelijke elite gingen behoren. Andersom zijn er ook plattelandsbewoners die een dochter uit de gegoede Goese burgerij trouwen. Voorbeelden zijn te vinden in de families Dominicus, Mejonck, Verlorekost en Van Ossewaerde. 32. Dit zou ook mede kunnen verklaren waarom juist het dicht bij Goes gelegen Kloetinge een relatief grote en rijke elite heeft. In 1626 worden hier 28 personen aangeslagen voor een vermogen van meer dan 2.000, waarvan acht personen voor 10.000 of meer. 33. Van Cruyningen (2000) p. 253. 34. Zoals eerder vermeld had de familie Dominicus wortels in het verdronken land van Zuid-Beveland. Pieter van de Velde kwam uit het Waasland. Ook de families Van Loenhout en De Bats zullen wortels buiten Zeeland hebben. Voorbeelden van immigranten die in 1626 gegoed waren boven de 2.000 maar niet tot de top behoorden zijn Jan Taets en de weduwes van Pieter Braet, Gillis van Hulle, en Willem van Renterghem, allen wonend te Kloetinge en afkomstig uit het land van Nevele, en Cornelis Maes te Wemeldinge en Michiel Jacobs te Yerseke, afkomstig uit het land van Hulst. 35. Ook hier kan Van Cruyningen (2000) als voorbeeld dienen. Een ander voorbeeld is G. Mahlerwein, Die Herren im Dorf; Bauerliche Oberschicht und landliche Elitenbildung in Rheinhessen 1700-1850, Mainz 2001.

Tijdschriftenbank Zeeland

De Spuije | 2017 | | pagina 16