Rechtszitting donderdag 15 mei 1834
Beklaagden: 1. Marinus de Breezoon van
Antonie, oud 11 jaren, geboren te Ovesand,
wonende te Oudelande, zonder beroep.
En 2. Adriana de Broekert, dochter van
Marinus, huisvrouw van Antonie de Bree,
oud 31 jaren, geboren te Ovesand, wonende
te Oudelande, winkelierster. Verdacht van
mishandeling.
Oudelande, donderdag 7 november 1833.
Twee dochters van herbergier Pieter Dregge,
Josina (23) en Pieternella (19), waren bezig
met het schoonmaken harer woning. Vlakbij
woonde broodbakker Anthonie de Bree met
zijn gezin. Marinus de Bree, geboren 26
augustus 1822, zoon van Anthonie en zijn
vrouw Adriana de Broekert, was duidelijk
niet het liefste jongetje van de klas. Hij ging
over tot het plegen van brutaliteiten aan
gezegde woning door het herhaald toeslaan
van de vengsters en deur en het smijten met
steenen en eindelijk het halen van een stok,
waarmede hij aan Josina Dregge slagen
heeft getracht toe te brengen.
Het ligt voor de hand dat Josina dat niet liet
gebeuren. Ze deed haar beklag bij de moeder
van Marinus, met het verzoek om hem
onder handen te nemen. Dat viel verkeerd
bij Adriana, ze weigerde haar zoontje op
zijn gedrag aan te spreken. Mogelijk waren
de families Dregge en De Bree geen goede
vrienden. Marinus merkte dat hij rugdek
king kreeg van zijn moeder en zag kans om
Josina twee klappen met een stok te geven.
Josina Dregge hierop pogingen aanwen
dende die stok afhandig te maken door de
2de beklaagde Adriana de Broekert werd
aangevallen en mishandeld zoo als ook
Pieternella Dregge door dezelve Adriana de
Broekert mede is aangevallen en mishandeld
geworden. Ongetwijfeld zal het schouwspel
toeschouwers getrokken hebben. De vol
gende dag maakte de burgemeester
proces-verbaal op.
Een halfjaar later stonden Marinus en zijn
moeder samen terecht. Adriana had een list
verzonnen, ze had getracht de burgemeester
duidelijk te maken dat het de zusjes Dregge
geweest waren die haar hadden aangeval
len. Ze had zich dus wel moeten verdedigen.
Het leverde haar een veroordeling op, niet
alleen voor mishandeling, maar tevens
Afb. 8. De (in de loop van de jaren
vernieuwde) klapbank te Oudelande,
de plaats waar alle dorpsnieuwtjes en
roddels werden uitgewisseld.
(Foto T. Lepoeter-Boes.)
voor laster. Voor Marinus was de straf een
geldboete van 25,- en voor Adriana 50,-.
Bovendien moesten ze samen de kosten van
het proces ten bedrage van 39,045 betalen.
Al met al een kapitale som die zwaar op het
gezinsbudget gedrukt zal hebben.7'
Rechtszitting donderdag 12 januari
1843
Beklaagde: Cornelis de Kok, zoon van
Adriaan, oud 9 jaren, geboren en wonende
te Kolijnsplaat, schoolgaande zonder beroep.
Verdacht van enkelen diefstal.
Cornelis de Kok, geboren op 4 december
1832, was een zoon van Adriaan de Kok en
Leuntje Koster. Het was in de namiddag
van zondag 11 september 1842. Keesje zag
in de tuin van de landbouwer en veearts
Johannes Fortuin mooie peren hangen. Dat
zag er verleidelijk uit, te verleidelijk zelfs.
Er was niemand te zien, dus trok Keesje de
stoute schoenen aan en sloop voorzichtig de
tuin in. Maar hij werd betrapt, zestien peren
had hij zich toegeëigend. Dat was veel, veel
te veel om met een reprimande af te doen.
Daar moest Keesje zijn straf maar voor
ondergaan.
Op 12 januari 1843 stond hij terecht. De
rechter vond Keesje wel erg jong, maar hij
gaf er duidelijk blijk van dat hij besefte fout
te hebben gehandeld, dus het opleggen van
een straf was onvermijdelijk. Acht dagen
gevangenisstraf was de uitspraak, plus
betaling van de kosten van het rechtsgeding
21