steel vervaardigen,
met bollen van 14
of 18 karaats goud,
maar het overgrote
deel was van koper
gemaakt. Het
verschil in kwaliteit
kon je horen door de
spelden zacht tegen
elkaar aan te tikken.
Koper klinkt dof, en
goud klinkt helder!
Na 1910 worden de
bolspelden ouder
wets en verdwenen
ze. Bij de stikken
werden nog cantil-
lespelden gedragen
en dat was het.
Het formaat en de
uitvoering werd
vaak bepaald door
de sociale klasse en
de welstand. In de
tweede helft van de
twintigste eeuw, toen de dracht ging uit
sterven en ook het klasseverschil verdween,
werd dit onderscheid kleiner. Men keek niet
altijd meer naar wat hoorde maar naar wat
men zelf mooi vond. Zo kon het gebeuren dat
een vrouw in protestantse dracht een paar
roomse spellen koos, omdat ze die de mooiste
vond! Onbestaanbaar in vroeger tijden. Over
smaak valt niet te twisten, een bewering
waar geen speld tussen te krijgen is!
In het museum is sinds 2005 een leuke film
te zien over de Zuid-Bevelandse boerinnen
en hun boerengoed. De stikken die daarin
door de vrouw in rooms-katholieke dracht
gedragen worden, waren 60 x 80 mm.
Afb. 4. Oorijzers
Afb. 3. Bloedkoralen halssnoer
Extreem groot, die van de protestantse
vrouwen waren vaak iets kleiner. Arm of rijk,
ze waren allemaal trots op hun dracht. Ook
degene die het had afgelegd omdat haar man
niet in spelden wilde grijpen als hij haar
eens wilde vastpakken, keek met weemoed
terug naar de oude tijd en zou het graag nog
eens aan willen hebben. De film is nog steeds
in het museum te zien. Een nieuwe film zal
niet meer worden gemaakt. De laatste vrouw
in Zuid-Bevelandse protestantse dracht
is in oktober 2016, op 101-jarige leeftijd
overleden...
Overigens zijn in de vitrines ook andere
leuke zaken te bewonderen. Wat te denken
van een puntschede, een soort foudraal waar
mes en vork in werden gestopt en dat men
meenam bij gelegenheid (afb. 1). De uitein
den waren van zilver maar het middenstuk
van donkergrijze roggenhuid! Hoe kom je
erop zou je zeggen. In ieder geval greepje
nooit mis, het had een wat ruwe structuur.
En dan de grote zilveren schoengespen.
Het was al pronk wat er blonk, geld was er
kennelijk en geen moeite was teveel.
30