per draad, waarvan vijf in dezelfde kleur.
Met de getallen vijf en tien als basis leerden
ze sommetjes maken.
Bij zijn aantreden in 1968 gaf hij les aan de
klassen 3 en 4, totaal ongeveer 25 kinderen.
In 1975 werd Boonman directeur van de
Mgr. Heyligersschool. Voor beleidszaken
als organisatie, administratie, planning,
financieel beleid, kreeg hij een halve dag per
week de tijd. De rest moest hij thuis doen.
Daarnaast had hij een lesgevende taak
voor klas 5 en 6 (nu de groepen 7 en 8) en
de voorbereiding en de contacten met het
voortgezet onderwijs.
Hoe geef je les aan twee klassen tegelijk?
Die hebben toch andere leerstof? Dat klopt
ook. Er waren vakken die je gezamenlijk kon
doen als handvaardigheid, muziek en gym,
maar aardrijkskunde, geschiedenis, lezen
schrijven en rekenen waren gescheiden,
overigens wél in hetzelfde lokaal. Als de ene
klas les kreeg, moest de andere klas voor
zichzelf werken en andersom. Het was heel
intensief. Het was altijd praten en tussen
de bedrijven door zaken zien te regelen. En
denk niet dat als je je stem kwijt was, je
thuis kon blijven. Je moest maar zien dat
je een oplossing vond. Je kon werkstukjes
laten maken, maar het nadeel was dat
ze ook weer nagekeken moesten worden.
Overleg met de andere leerkrachten op de
jongensschool deed je tussen de bedrijven
door, bijvoorbeeld tijdens de speelpauze. Er
hoefde officieel maar één leerkracht bij te
zijn om een oog in het zeil te houden, maar
vaak liepen ze met zijn drieën en kon je nog
eens iets bespreken. Dat spaarde tijd. Later
bij de samenvoeging werd wekelijks team
overleg ingevoerd.
Emile Boonman begon in 1968 als eerste
met handenarbeid, dat toen nog niet werd
gegeven op school. Werken met gutsen in
linoleum, met verschillende papiersoorten
of met weggooimaterialen als wc-rollen,
luciferdoosjes, doppen, eikels wasknijpers
etc. Kinderen vonden het leuk en lieten het
enthousiast zien aan hun ouders. De voorbe
reidingstijd nam je maar voor lief.
Kinderen waren natuurlijk ook wel eens
vervelend. Niet bij de les zijn, kletsen,
aan elkaar zitten, briefjes schrijven en
ook rammelen met het schuifje van het
inktbakje. In die tijd was het schrijven met
de inktpen voorbij, maar het bakje zat er
nog. Dat was leuk want als het mee zat ving
je er een vlieg in. Als een vlieg het bakje ver
kende, deed je snel het schuifje dicht. Maar
omdat het potje met de inkt er niet meer in
zat, kwam de vlieg in de ruimte onder het
tafelblad en vloog er weer uit als je de klep
open deed. Dat was natuurlijk feest. Na
enige tijd zijn alle schuifjes vastgezet.
Hoe men een kleine 100 jaar ervoor
tegen gedrag aankeek is te lezen in het
Schoolregelement anno 1874. Niet liegen
bijvoorbeeld, en je vreedzaam en zedig
gedragen op straat. Hoe corrigeerde
Boonman vervelend gedrag in de tweede
helft van de twintigste eeuw? Net zoals nu,
waarschuwen, indringend kijken, in de nek
pakken -dan konden ze geen kant uit-een
armpje pakken of de klas uitzetten. Ook
wel strafwerk schrijven, na schooltijd. Een
armpje pakken of in de nek pakken kan
vandaag de dag niet meer. Jammer, want
het werkte heel goed. Het moest wel uitzon
dering zijn en geen regel. Bij een incident
belde je zelf op naar de ouders of je zei tegen
het kind: ga jij het vertellenVervelend
gedrag is van alle tijden en kinderen
proberen uit, maar vroeger had je steun van
de ouders. Ze werden bij wijze van spreken
thuis nog eens gestraft voor wat ze hadden
gedaan. Nu staan ouders vaak tegenóver de
leerkrachten.
Afb. 4. Telraam.
28