Afb. 5. Waterschip. Vissersboot met bun om de vis levend aan land te kunnen brengen. (Wikipedia.) aan 40 groten Vlaams) en dat ten behoeve van Cornells Diericx uit Goes, voor de koop van zijn heude Den Inghel (De Engel). Van Everslaghe moest jaarlijks en telkens op 1 december de koopsom afbetalen. Anthoenis Vereept en Ingel Neutens stelden zich voor hem borg. Pieter van den Damme, gruenvischcooper (een koper van verse vis) van Mechelen ruilde op 12 april 1577 zijn waterschip voor het waterschip met gewand en toe behoren van Jacop Clenairts, scipper van der Goes. Omdat bij de schatting van de vaartuigen het waterschip van Jacop méér waard was, betaalde Pieter hem boven de ruil 38 pond groten Vlaams. Pieter van den Damme diende het bedrag jaarlijks op Pasen af te betalen met 9,5 pond groten Vlaams. Schipper Jan Huijs en beenhouwer Remy Gommaers, beiden van Mechelen, stonden borg voor Pieter van den Damme.51 Waterschepen waren voorzien van een bun - dat is een afgesloten deel van het ruim - waarin levende vis werd ondergebracht, zodat verse vis kon geleverd worden. Verkopers uit Reimerswaal Tussen 1554 en 1572 registreerden de Mechelse schepenen acht scheepsverkopin- gen door inwoners van Reimerswaal aan Mechelse schippers. Op 2 maart 1554 liet Matheeusen Marinussen de verkoop registreren van een heude aan Peeter Hofmans. De koopsom bedroeg 38 pond groten Vlaams, dat hij in vierjaarlijkse betalingen van 7 en 6 pond groten Vlaams moest vereffenen. Het vaar tuig stelde hij als borg. Daarenboven stelden Glaude Tsermertens, Roelant Viers, Gielis Baeck en Jan Wittebol, allen poorters van Mechelen, zich ieder borg voor een vierde van de koopsom. Schipper Hendrick Janssens verkocht op 5 oktober 1554 aan Gielis Luyc een heude voor 52 pond groten Vlaams. Als borg voor de afbetaling van de koopsom stelden zich de Mechelaars Jan van den Vekene en Laureijs van den Vekene voor de ene helft, en Peeter Van Heddeghem en Willem Luyc voor de andere helft. Adriaen Meeussen verkocht op 22 mei 1557 aan Gielis de Vos een heude voor 100 karolus- gulden 16 stuivers (de gulden gerekend aan 40 groten Vlaams). Gielis diende de koopsom telkens op Pasen af te betalen met jaarlijkse betalingen van 24 karolusgulden. Hij stelde als borg het vaartuig en al zijn bezittingen. Daarenboven stelden Daniel de Bock en Bernaert Bertels zich borg voor Gielis. Op 5 november 1560 verkocht Anthoenyne Willems, huysvrouwe van Jacoppen Gheertssen, wonend in Reimerswaal, een heude voor 32 pond groten Vlaams aan Thomas Viers. Hij moest binnen de vijfjaar de koopsom afbetalen. Jan de Cock en Marck Venesoens stelden zich borg, ieder voor de helft van het bedrag. Rochus Cornelisz. verkocht op 22 april 1561 aan Mattheeus de Smet voor 35 pond groten Vlaams zijn kogge Tlieveken, met gewand en toebehoren. Mattheeus moest telkens op 31 mei het bedrag met 7 pond groten Vlaamse afbetalen. Roelant Fiers, Nicasius Baeck, Jan Baeck en Jan Cleymans stelden zich borg, ieder voor een vierde van de koopsom. Een kogge was een zeegaand vrachtschip. Op 13 februari 1562 verkocht Jacop Jansz. coopveere scipper tot Rommerzwaele 34

Tijdschriftenbank Zeeland

De Spuije | 2017 | | pagina 36