De teloorgang van de vishuizen op Zuid-Beveland Jan de Ruiter In enkele Zeeuwsche dorpen worden ze nog gevonden, de zogenaamde vischhui- zen, gebouwtjes gedeeltelijk van steen gedeeltelijk van hout en aan één zijde geheel openterwijl het geheele ameuble ment bestaat uit bankengeplaatst langs de drie blinde murendaarbij gemeld, dat in deze vischhuizen weleer, toen de vischvangst in deze streken nog leven en vertier bracht, de visch afgeslagen werd. De rondtrekkende ketellapper en de stoelenmatter vond er in later dagen zijn tijdelijke werkplaats; de arbeiders en dijkwerkers kwamen er te zamen om naar hun werk te trekken; in de schafturen praatte men er met elkaar over het nieuws van de dag De redacteur vervolgt met een beschrij ving van het negatieve imago dat de vis huizen aan het einde van de negentiende en begin twintigste eeuw bij sommige ingezetenen opriep: Kortom zoo'n vischhuis was onmisbaar voor menschen die overvloed hadden aan ledigen tijd, of die iets nieuws wisten of wilden weten. Geen wonder dan, dat het door velen op prijs werd gesteld, terwijl anderen, die het lichten van chronique scanduleuse der dorpsgenooten minder oorbaar achten, het vischhuis een laster- huis en de daarin geplaatste zitbanken, klap-of lasterbanken heetten. In zooverre is het opruimen ervan niet te bejammeren, al vindt ook menigeen, dat het verdwijnen van allerlei zulke historische herinnerin gen niet prettig is.1} Het krantenartikel in De Zeeuw uit 1906 bevat bijna alle toenmalige en huidige informatie over de bouwtrant en de oor spronkelijke functie en betekenis van het dorpsvishuis. In de Zeeuwse omgangstaal werd het gebouwtje meestal als viskot of vishok aangeduid. Maar toen de oor spronkelijke functie in onbruik raakte, werd het meer en meer benut als cen traal ontmoetingspunt en praathuis in het dorp voor jong en oud. Tegenwoordig zouden we spreken van een 'hangplek'. Voor het schrijven van mijn vijftiendelige serie over even zo veel dorpen van de gemeente Borsele, heb ik veel archiefon derzoek gedaan, maar nog nooit ben ik in de vroegere parochierekeningen en latere gemeenterekeningen een inkomsten- post tegen gekomen, waar iemand voor het gebruik van het vishuis een bedrag betaalde. Hieruit blijkt dus dat het om een gebouw ging met een openbare functie dat van grote waarde was voor de dorpsgemeenschap in zijn algemeen heid en dat er kosteloos gebruik van kon worden gemaakt, terwijl de onderhouds kosten ten laste van het gemeentebe stuur kwamen. Visafslag In de Zeeuwse steden Middelburg, Vlissingen, Veere, Goes, Zierikzee en Brouwershaven werden door de stadsbe sturen beurzen gebouwd, waar de afslag van vis plaats vond en verkocht werd aan plaatselijke handelaren of rechtstreeks aan het publiek. In stedelijke ordonnan ties werden strenge hygiënische en orga nisatorische regels gesteld op de aanvoer van partijen vis op de vismarkt, maar werd er ook belasting geheven, zoals te Zierikzee, waar een belasting van 5% was ingevoerd.2) Het visperk te Goes3) In Goes was op de kade bij de haven een gebouwtje opgericht waar de vis gemijnd werd aan handelaren, die later dan de vis verkochten op de plaatselijke vismarkt, maar ook aan de zogenaamde Viswijven', die de vis vervolgens uit leurden op het omliggende platteland. Door ongeregeld heden tussen de visleursters onderling, besloot het gemeentebestuur in 1705 dat voortaan de aangevoerde vis elke morgen niet voor 09.00 uur mocht worden gemijnd en 's middags niet voor 17.00 uur (in de winterperiode was dat 16.00 uur). Door het stadsbestuur werden ook 2

Tijdschriftenbank Zeeland

De Spuije | 2017 | | pagina 4