Afb. 4. De Keizerstraat te Goes met een doorkijkje naar de Turfkade. Links vooraan de woning nr. 3, vanaf 1835 bewoond door Dignus Dominicus en het gezin Nagelkerke. (Foto T. Lepoeter-Boes.) Kole. De jeugdige Albertus Verbeke, geboren te Yerseke op 1 februari 1831, kreeg een bedrag van 400,-. Jacobus van Hoorn en Albertus Verbeke hadden geluk dat ze nu toch mee mochten delen, want in het geheim testament werden hun namen niet genoemd. Daar zullen ze overigens zelf geen weet van hebben gehad. Een volgend legaat ten bedrage van 100,- was bestemd voor de huisvrouw van de horologiemaker Koopman te Goes. Dignus Dominicus had gedurende de laatste periode van zijn leven in Goes een kamer tot zijn beschikking. Het is aannemelijk dat hij zeer regelmatig op de dinsdagse marktdag voor zaken in Goes aanwezig was en dat hij dan een goed onderkomen wilde hebben. Hij zal er zeker tijdens de winterperiode, als de dagen kort waren en het vaak slecht weer was, ook regelmatig overnacht hebben. Een eigen kamer in het hartje van de stad was trouwens ook zeer praktisch in verband met besloten overleg met relaties, zowel zake lijk als privé. Hiervoor had hij een kamer gehuurd in de woning van de klokkenmaker A.C. Koopman, die in de Korte Kerkstraat woonde. Geertruida Ruite, de echtgenote van Anthony Koopman, fungeerde er als zijn hospita. Behalve het legaat van 100,- kreeg zij alle mijne meubilaire goederen zich op en in die kamer bevindende. Het legaat van 100,-, zonder de uitbreiding met het meubilair, was ook al in het geheim testa ment opgenomen. Dan was er, zowel in het geheim testament als in het definitieve, een legaat voor Jan Oostdijk, geboren te Yerseke op 22 juli 1785, landbouwer en lid van de gemeente raad. Het bedroeg 600,- en daarenboven kwijtschelding van hetgeen hij uit eenigerlei hoofde aan mij verschuldigd mogt zijn. Het lijkt er duidelijk op dat er een speciale relatie bestond tussen Dignus Dominicus en Jan Oostdijk. Daar hebben we verder geen kennis van en we weten ook niet hoe groot de schuld van Jan Oostdijk was. De armoede onder de werkende bevolking was in het midden van de negentiende eeuw zonder meer schrijnend te noemen. Het waren vooral de gevolgen van de vanaf 1845 optredende aardappelziekte die lange tijd voor ontwrichting van de voedselvoorziening zorgden. Dat was in Yerseke niet anders dan in de andere plaatsen in de omgeving. De economische opbloei van het dorp ten gevolge van de opkomst van de schelpdier cultuur, waardoor veel van de arme inwoners werk en inkomen verwierven, lag nog in de toekomst verborgen. Een belangrijk deel van de armlastigen en hulpbehoevenden was voor het allernoodzakelijkste levensonder houd dan ook aangewezen op de bedeling door de diaconie van de Hervormde gemeente in het dorp. Dignus Dominicus bedacht op het laatste moment dat het goed was om deze instelling een bedrag van 2.000,- te schenken. Hij stelde er blijkbaar prijs op dat ook het arme deel van de bevol king na zijn overlijden hem met respect zou gedenken. Met het oog op de omvangrijkheid en hardnekkigheid van de armoede had dit legaat trouwens best wat groter mogen zijn. 15

Tijdschriftenbank Zeeland

De Spuije | 2018 | | pagina 16