munten inleveren en kregen er zink en
papiergeld voor terug.
Ook moest alle koper worden ingeleverd,
wat niet iedereen deed! Er kwamen per
soonsbewijzen, met een pasfoto er op.
Mijn vader fotografeerde ook en maakte
vele pasfoto's van mensen uit de buurt. Er
kwam arbeidsplicht, vakmensen en anderen
moesten bunkers bouwen in de duinen, maar
ook verplicht in Duitsland gaan werken.
In de loop van 1942 begonnen de bombar-
dementsvluchten op Duitsland. Overdag
de Amerikanen, 's nachts de Engelsen, het
dreunde voortdurend in de lucht. Soms zag
je zo'n groot vliegtuig aangeschoten terugke
ren. Een buurjongen werkte bij De Schelde
in Vlissingen als vliegtuigmonteur. Hier
werden onder andere Duitse vliegtuigen in
licentie gebouwd. Hij hoorde nogal eens wat
van Duitse vakofficieren, hij kwam vaak
bij ons, zodoende hoorden ook wij van alles
over de oorlog. Onze buurjongen moest voor
de Duitsers de berging van neergestorte
vliegtuigen regelen. Uit een van die vliegtui
gen haalde hij een aggregaat met een klein
motortje, hiermee bouwde hij een apparaat
om onder andere papaverzaad te persen.
Dat kwam hij ook bij ons doen.
Ook op andere gebieden was het een kwestie
van improviseren. Mijn vader kocht een
kleine windmolen om stroom op te wekken,
zodoende hadden wij toch licht in huis.
Met een kleine handmolen maalden we
tarwe voor ons brood. Ik kreeg astmatische
bronchitis, medicijnen waren er nauwelijks,
maar weegbreebladeren hielpen ook.
Begin 1944 kwam ik 's morgens op school,
waar een verwarde stemming heerste. De
meester zei, ga maar gauw naar huis, want
over een paar weken moeten we hier alle
maal weg. Ik fietste snel naar huis, waar ze
het nieuws al hadden gehoord. Mijn vader
zei: We gaan niet weg, het huis staat hoog en
als ze straks alles onder water gaan zetten
zitten wij in de kamer nog droog, de oorlog zal
wel niet lang meer duren. We hadden voorra
den genoeg om het lang te kunnen uithouden.
Een moeilijke, maar voor een jongen van
negen jaar best een spannende tijd. We
sliepen overdag en leefden 's nachts zo goed
mogelijk. We hadden voor de kachel veel
droog hout verzameld. Mijn moeder bakte
brood en we aten daar van alles bij uit de
voorraden.
Op een dag hoorden we bonkende gelui
den, het bleek dat twee jongens van de
Kriegsmarine probeerden het huis binnen te
komen. Toen ze net binnen waren vertoonde
mijn vader zich, met donkere kleren en een
grote baard. Hij bulderde tegen die jongens,
zwaaiend met papieren waar Berlijn opstond,
dat hij hier voor een bijzondere opdracht was.
Die jongens schrokken en maakten zich snel
in hun bootje uit de voeten.
Begin juni schreef mijn vader in zijn
dagboek veel activiteiten in de lucht. Een
poos later vonden we het blaadje
De Vliegende Hollander waarin we lazen
dat de invasie had plaatsgevonden.
Op 18 augustus, een mooie zomerdag werd
er op de achterdeur gebonsd, daar lag een
boot met de Nederlandse politiecommandant
uit Zierikzee en twee jonge Duitse soldaten.
We waren ontdekt! De commandant gaf ons
ruim de tijd onze spullen te pakken, mijn
vader moest zijn baard afscheren. Met onze
koffers stapten wij in de boot, weg uit onze
vertrouwde omgeving. In Zierikzee aangeko
men werden wij op een adres ondergebracht
waar we zolang als nodig was konden
verblijven. Mijn vader moest zich bij de
Duitse commandant, majoor Fuchs, melden.
Deze vond het niet zo verstandig wat we
hadden gedaan, maar mijn vader verweerde
zich door te zeggen dat hij de eendenkooi
wilde beschermen. Majoor Fuchs zei ach so,
hij geloofde er niet veel van. Maar zei hij:
Een geldboete kunt U toch niet betalen, u
wordt uitgewezen naar Zuid-Beveland. Na
een week, waarbij mijn vader zich elke dag
moest melden, was het zover. Majoor Fuchs
had nog wel toestemming gegeven dat mijn
vader met een paar soldaten nog allerlei
goederen, waaronder fietsen uit het kooihuis
mocht ophalen.
Zo brak de dag, of liever de nacht aan dat we
met de kleine veerboot van Ko Berrevoets
richting Zuid-Beveland zouden vertrekken.
Er werd alleen 's nachts gevaren, omdat
32