min of meer de basis van de partij, haalde de SGP exact acht procent van alle uitge brachte stemmen. Interessant: tellen we de opkomst van de SGP niet mee, dan hadden de bestaande partijen het op de Bevelanden juist béter gedaan dan landelijk. We zien dat ook terug bij de Statenverkiezingen van 1919; opmerkelijk was toen vooral dat de liberalen hier in Zeeland veel minder verloren dan gemiddeld. Hoe kwam dat nu? Zeker op de Bevelanden gold dat de oude tegenstelling tussen de liberalen enerzijds en de ARP en de CHU anderzijds nog een tijd bleef meespelen. Zo bleef de liberale partij voorlopig sterk in het arbeidersdorp Colijnsplaat, waar de liberalen golden als verdedigers van de kermis en waar het socialisme als partij die opkwam voor de landarbeiders nog volledig onbekend was. Waarschijnlijk gold het voor een aanzienlijk deel van het platteland: het enthousiasme van de arbeiders voor het vooruitstrevende liberalisme dat voor de Bevelanden rond 1910 werd genoemd, was niet zomaar in één keer over. De SDAP was nog te onbekend of gold als te revolutionair en de CHU, die later op de Bevelanden veel invloed kreeg, was nog niet echt opgekomen. Vermoedelijk was in 1918 de vooruitstre vend liberale Vrijzinnig Democratische Bond (VDB) nog teveel bekend als een stedelijke partij, gedragen door leraren en hoge ambte naren. Alleen in Kruiningen, Krabbendijke en Yerseke scoorde de VDB hoog - maar dat was dan ook de machtsbasis van landelijk VDB-voorman Jacobus Welleman. Welleman was actief binnen de liberale arbeidersorga nisatie - die ging daarna teniet, maar had in 1918 nog wel een soort eigen achterban. Bovendien was hij vanaf 1913 burgemees ter van Krabbendijke, was hij lid van het ZLM-bestuur en kwam hij in boerenkringen dan weer op voor de kleine boeren. De hoge score van de VDB kreeg echter geen vervolg op de lange termijn: de partij werd inge haald door de grotere bekendheid van de SDAP, door het organisatorisch streven van de CHU die daarvoor kon steunen op een aantal hervormde dominees, en stuitte op het allengs steeds meer stedelijk wordende imago van de VDB, waarop de populariteit van Welleman nu juist één van de uitzonde ringen was geweest. Wat betreft de afbraak van de klassieke partijen vielen de Bevelanden dus enigs zins uit de toon. Opmerkelijk was, met de ogen van 1918 gezien, eerder de grote winst, uit het niets, van de Staatkundig Gereformeerde Partij. Borssele: 23 procent, 's Gravenpolder: 37, Hoedekenskerke: 21 procent, Krabbendijke en Waarde: 34 procent, Yerseke 16. Yerseke was natuur lijk de standplaats van de partijleider zelf, dominee Kersten van de Gereformeerde Gemeenten. Eindelijk iemand van onszelf, konden de leden van die gemeenschap juichen in 1918. Het algemeen kiesrecht bood hoe dan ook grote kansen en dat het er nadien allemaal niet makkelijker op werd met versplintering en het zoeken naar coalities, was een andere zaak. De onvrede over het niet vertegenwoordigd zijn van de minst draagkrachtigen in de samenleving behoorde tot de verleden tijd. Pikant detail: een aanzienlijk deel van de antidemocrati sche krachten uit de decennia die volgden, wenste juist de oude situatie terug waarin uitoefening van het kiesrecht een meer elitaire zaak was geweest. Literatuur: B. Altena, Een broeinest der anarchie. Arbeiders, arbeiders beweging en maatschappelijke ontwikkeling. Vlissingen 1875-1929 (1940), Amsterdam 1989. https://encyclopedievanzeeland.nl, lemma's 'Jacobus Welleman' en 'Zeeuwsche Werkmansbond'. Goessche Courant, Middelburgsche Courant, diverse jaargangen. R. Janssens, De opbouw van de Antirevolutionaire Partij 1850-1888, Hilversum 2001. K. Vossen, Vrij vissen in het Vondelpark. Kleine politieke partijen in Nederland 1918-1940, Amsterdam 2003. J. Zwemer, Onrust en Welvaart. Het platteland van de Zeeuwse eilanden in het tijdvak van de Eerste Wereldoorlog. 1910-1922, Vlissingen 2011. 14

Tijdschriftenbank Zeeland

De Spuije | 2018 | | pagina 16