een ornament in het midden van het gras veld komen, maar dat is nooit gerealiseerd. Naast het gras aan de lange zijden vinden we bloemperken, met daarachter struiken. Aan de oostelijke korte zijde lopen gras en paden verder door en gaan over in een rechthoek en halve cirkels. Met daarin en er omheen rozenperken, bloemen en struiken. Vanaf het grote grasveld loopt een pad naar het noorden, naar de rozentuin. Naar die tuin is aan drie zijden toegang met een pad overdekt met een berceau, een tunnel van heggen die elkaar aan de bovenzijde raken. Aan de westkant van de rozentuin groeien rododendrons. Rondom de rozentuin staan hoge heggen, om er een besloten geheel van te maken. De rozen staan in perkjes, met lage heggen rondom. Verder noord komen we in de moestuin, door paden verdeeld in geometrische figuren. Een deel van de tuin is beplant met (fruit)bomen en in een hoek van de moestuin liggen de broeibakken, met achttien ramen. De bloemen- en de moestuin zijn, door het gebruik van heggen en muren, niet of nauwelijks zichtbaar vanuit de dienstwo ning. Dat wil niet zeggen dat dat deel van het woongedeelte buiten het tuinontwerp valt. Ook de beplante grasvelden rondom de dienstwoning zijn aangelegd volgens strakke lijnen, met aandacht voor elementen als deuren en putten. Tot slot Al bij al een harmonieus geheel, dat tot nu toe grotendeels behouden is. Dat is te danken aan het goede beheer van de bewo ners. 't Hof De Dierik vererfde langs de vrouwelijke lijn en wordt nu beheerd door de heer A.P.R. Jacobovits de Szeged. Voor het bewerken van de landerijen werd in de eerste jaren een bedrijfsleider aangesteld die in de dienstwoning woonde. Toen deze met pensioen ging kwam er een opvolger, die na enkele jaren pachter werd. Diens kleinzoon is nog steeds pachter, maar woont allang niet meer in de dienstwoning. Met dank aan de heer A.P.R. Jacobovits de Szeged. Bouwkundig Weekblad, Orgaan van de Maatschappij tot bevordering der bouwkunst Bond van Nederlandsche Architecten, 44ste jaargang, nummer 48, 1 december 1923. Maristella Casciato, De Amsterdamse School, Rotterdam 1991. Literatuur: K.D. Aschman, 't Hof De Dierik, een tuin in Architectonische Tuinstijl als volmaakte eenheid tussen huis en tuin door architecten en tuinarchitect D.F. Tersteeg, lezing voor Open Monumentendag, 8 oktober 2017. Binnenstad 226, februari 2008, uitgave van de Vereniging Vrienden van de Amsterdamse Binnenstad. C.M. de Jonge, 't Hof De Dierik, een Amsterdamse verschij ning in de polder van Oudelande door gebroeders H.A.J. en J. Baanders, lezing voor Open Monumentendag, 8 oktober 2017. J.H.W. Leliman en K. Sluyterman, Het Moderne Landhuis in Nederland, derde, herziene en veelvermeerderde druk, bewerkt door K. Sluyterman en A.J. van der Steur, s'-Gravenhage 1922. Bonica Zijlstra, Nederlandse tuinarchitectuur 1850-1940, Nederlandse Tuinenstichting, Amsterdam 1986. Wikipedia lemma's Amsterdamse School, Eduard Cuypers en H.P. Berlage. Noten: 1. Gemeentearchief Amsterdam (GAA), Archief van Architectenbureau Baanders, dossier 1182-1193. 2. Casciato, p. 8-33, 212-213, Wikipedia: Amsterdamse School, Eduard Cuypers en H.P. Berlage. 3. Binnenstad 226; GAA, Archief van Architectenbureau Baanders, dossier 1214-1230; lezing De Jonge. 4. Bouwkundig Weekblad, 1923, no. 48, p. 482-485. 5. Monumentbeschrijving van de Rijksdienst voor het Cultureel Erfgoed, 17 november 1997; lezing De Jonge. 6. GAA, Archief van Architectenbureau Baanders, dossier 2373-2375. 7. Goessche Courant, 18 november 1925. 8. Informatie van de heer A.P.R. Jacobovits de Szeged. 9. Zijlstra, p. 69-70, 187-192. 29

Tijdschriftenbank Zeeland

De Spuije | 2018 | | pagina 31