hij m'n gezicht voorzichtig drooggedept en ingesmeerd met boter. Met m'n moeder ben ik daarna nog naar de dokter in Hansweert gegaan, maar die kon er verder ook niets aan doen dan nog wat zalf meegeven. De eerste dagen zaten m'n ogen dicht, gelukkig kon ik, toen ze open konden, goed zien. Het eten ging minder, zodat ik een hele tijd alleen maar pap door een rietje kon eten, of eigen lijk drinken. Ik zag er gehavend uit, maar dat had ook voordelen. Omdat ik met de vriendjes veel bij de coasters en de soldaten kwam, werd ik als 'oorlogsslachtoffer' opge voerd. Dat leverde me veel extra chocolade en dergelijke op, die ik met de vrienden deelde. Wonder boven wonder kwam na verloop van tijd een gave, zij het nog steeds gevoelige huid te voorschijn. Op een wat mistige novemberavond hoorden we een piper (doedelzakspeler), hij liep voorop in een kleine stoet waarmee een omgekomen militair naar een van de schepen werd gebracht. Daar werd ook de Last Post gespeeld. Als ik nu dergelijke muziek hoor, geeft dat nog steeds een sterke, wat emotionele herinnering aan die avond. In december werd het steeds kouder, geluk kig konden we met ons kacheltje de keet nog wel warm stoken. De nachten werden ook steeds kouder, want dan bleef de kachel niet op het hout branden. We hadden nog wat dekens gekregen zodat we ons wel warm konden houden. Het begon ook licht te vriezen. In de avond van 16 december kwam een van de soldaten uit het huis naast ons vragen of we naar de kapitein wilden komen, het was dringend zei hij. In de grote kamer waar ook de radio-installatie stond, hoorden we allerlei opgewonden berichten. De kapitein beduide ons even te wachten, hij moest eerst wat berichten afluisteren. Met een ernstig gezicht zei hij: Er is slecht nieuws, de Duitsers schijnen aan een grote tegenaanval in België te zijn begonnen, het is allemaal nog verwarrend. Niemand weet nog precies of het een grote aanval is, maar het schijnt dat ze naar Antwerpen willen oprukken. Dat was echt een schrikbeeld, 'de Duitsers komen terug' hoever zouden ze komen en wat zou er verder gebeuren? De kapitein had niet veel tijd voor ons, na een kop thee zijn we weer weggegaan. Er was de volgende dagen een grote bedrij vigheid. Er moesten extra troepen naar de bedreigde gebieden in België en naar later bleek ook Luxemburg. Ook op de marine schepen, zoals landingsboten en mijnenve gers was er extra bedrijvigheid. De volgende dagen gonsde het van de geruchten, iedereen had angst dat we weer met de Duitsers te maken zouden krijgen en dat was geen prettige gedachte. We hoorden nu regelmatig hoe het er voor stond. We hoorden dat de Duitsers flink in de richting van de Maas oprukten, maar dat de Amerikanen een tegenaanval hadden gedaan. De kapitein vertelde dat het in België mistig was en dat er veel sneeuw lag. De winter was bij ons ook ingevallen. Het drink- en waswater bevroor ook overdag, dat gaf weer extra zorg. Kertsmis kwam. Niet de onbezorgde Kerstmis die iedereen zich had voorgesteld, maar in een wat bedrukte stemming. Er werd in het buurhuis toch kerst gevierd, we werden uitgenodigd mee te komen eten, mijn moeder had tenslotte een hele middag staan bakken en braden. We sloten het maal af met plumpudding, iets dat we niet kenden, maar erg lekker was, je kreeg het er in ieder geval warm van. Het was al vroeg een strenge winter met veel sneeuw. Vanaf de kanaaldijken kon je met de slee mooi naar beneden glijden, aan de land- kant dan. Ik had geen slee, maar mijn vader knutselde uit materiaal van de vernielde sluiscentrale iets in elkaar wat op een slede leek en waarmee ik ook mee van de dijken af kon glijden. We werden ook voor de oudejaarsviering uit genodigd, er was volop te eten en te drinken, met veel bijzondere dingen die we al in geen jaren hadden gezien. De bemanningen van de schepen vierden ook uitbundig oud- en nieuw. De volgende morgen, 1 januari 1945, een stralend heldere vriesochtend, werden we opgeschrikt door een groot aantal zeer laag overvliegende vliegtuigen. Het bleken allerlei soorten Duitse vliegtuigen te zijn. De schutters van het boordgeschut van de schepen, nog in de roes van de jaarwisseling, 33

Tijdschriftenbank Zeeland

De Spuije | 2018 | | pagina 35