Heerenhof van de baron was verwoest, er
was weinig meer over.
Het dode kooibos werd gerooid en volgens
een plan voor herplanting werd al met het
herinrichten begonnen. Vrachtwagens van
het VHK (Vrouwelijk Hulp Korps) brachten
materialen.
Mijn ouders zochten uit waar ik naar school
zou kunnen. In Oosterland waren nog een
paar klaslokalen redelijk bruikbaar. Ik
ben daar nog een paar weken naar school
gegaan. Om een reden die me niet meer
geheel duidelijk is, ben ik daar weer mee
gestopt en daarna in Renesse naar school
gegaan. Ik kon in de kost bij mijn oom en
tante. Elk weekend ging ik naar huis, eerst
met de bus naar Zierikzee, dan per fiets
naar Oosterland. Wat was die overgang van
een groen dorp naar een volkomen dode en
grauwe omgeving groot.
Mijn vader had het druk met de kooi en
het opnemen van de oorlogsschade aan de
bezittingen van de ambachtsheer.
Mijn moeder handelde weer een beetje om zo
wat extra spullen te bemachtigen, er werd
vooral veel geruild. Het begrip 'vooroorlogse
kwaliteit' was belangrijk.
Opeens kregen we een pakketje van de
Emergency Aid of Pennsylvania uit Ardmore.
Er zaten vitaminen, rijst, gecondenseerde
melk en andere nuttige zaken in. We
kwamen er later achter dat een nicht van
mijn vader, die al op jonge leeftijd naar
Amerika was vertrokken, daar de hand in
had. Af en toe werd ook een grote doos met
kleren bezorgd.
Ook het Rode Kruis verstrekte onder de
naam HARK (Hulp Actie Rode Kruis) kleren
en speelgoed voor de kinderen. We zijn in
het dorp wezen kijken, maar er zat niet veel
bruikbaars meer bij. De naam HARK kreeg,
heel oneerbiedig, al gauw de bijnaam 'Hulp
Aan Rijke Kennissen'.
Onder de jongere mensen die deze tijd niet
hebben meegemaakt heerst nogal eens het
misverstand dat toen de oorlog eenmaal
voorbij was, alles weer goed was en alles
royaal te koop. Het was echter een arme,
grauwe tijd, waarin nog veel goederen
'op de bon' waren, schoenen zelfs heel lang.
Wat er te koop was, was vaak van een
slechte kwaliteit.
Ook de gezondheidstoestand van veel
mensen was slecht. Er heerste veel TBC
(tuberculose), waartegen nog geen goed
geneesmiddel beschikbaar was. Met schone
lucht, rust en goede voeding probeerde men
de patiënten te genezen. Veel uit Duitsland
teruggekeerde dwangarbeiders waren met
TBC besmet.
Hiermee besluit ik mijn verhaal, omdat het
vervolg duidelijk de na-oorlogse periode
betreft. Heb ik trauma's overgehouden?
Nee, dat denk ik niet. Wel kunnen bepaalde
geluiden nog een associatie met oorlogsge
beurtenissen oproepen die dieper gaan dan
bij iemand die dit alles niet heeft meege
maakt, bijvoorbeeld zware vuurwerkexplo-
sie's en laagvliegende propellervliegtuigen
geven nog een reactie van 'wegduiken'. Zoals
Warchild zegt, je kunt een kind wel uit de
oorlog halen, maar de oorlog nooit meer uit
een kind, hoe oud dit kind ook word. Wat me
is afgenomen is mijn, 'onbezorgd kind zijn',
dat neem ik de 'Edelgermanen' kwalijk.
Deel I van dit artikel is te lezen in de
Spuije, aflevering 104.
37