In 1913, bij de laatste verkiezingen volgens
dit stelsel, was dit aandeel opgelopen tot bij
de 80 procent. Op dat moment moest je om
'huurkiezer' te zijn, althans op het platte
land boven de Westerschelde, een gulden per
week aan huur neertellen. Om in dezelfde
gemeenten 'loonkiezer' te zijn, moest je
300,- per jaar verdienen. Dat er vergeleken
met vijftien jaar eerder veel meer kiezers
waren gekomen, moeten we onderandere
relateren aan de lange welvaartsperiode
in de landbouw die in de jaren negentig
begonnen was en die duurde tot 1927. Voor
de vele landarbeiders in Zeeland was het
gunstig dat je, om huurkiezer te kunnen
worden, de pacht van je eigen stukje land
bij je huishuur mocht optellen. Ook konden
kiezers, met name de huurkiezers en
loonkiezers, zich laten registreren in plaats
van af te wachten tot ze door de gemeente
geregistreerd werden. Van Schouwen-
Duiveland is bekend dat registratie daar
actief bevorderd werd door partijgangers.
Het was dus een teken dat daar levendig
politiek bedreven werd.
Het district Goes liep in de vroege jaren tien
juist achter, ook bij overig Midden-Zeeland
en Zeeuws-Vlaanderen. Het aandeel van de
kiezers op de bevolking bedroeg er in 1913
17 procent, iets minder dan in het district
Hontenisse, maar flink wat minder dan
in de districten Oostburg en Middelburg
met 18,3 en18,5 procent van de bevolking.
Lag het lage aandeel in het district Goes
misschien aan de gemeenten in Tholen en
Noord-Beveland die er deel van uitmaakten?
Afb. 4. Spotprent op de wrijving tussen Anti-Revolutionairen (dr. A. Kuijper) en de Christelijk-
Historischen (A.F. de Savornin Lohman) bij de verkiezingen (weegschaal gebaseerd op de
Waag aan de Balans te Middelburg) uit de Zelandia Illustrata. 'Kuyper en Lohman in Zeeland
op de weegschaal'. Steendruk door Joh. Braakensiek, januari 1897. (Zeeuws Archief, Zeeuws
Genootschap, Zelandia Illustrata, deel III, nr. 362.)
Kuyper en Lohman in Zeeland op de wapcfaüi
7