buiten diverse rechtszalen. Tussen de jaren 1703-1727 liep een zaak over belastingontdui king door De Perponcher bij de betaling van tienden.10) In een ander geschil verklaarden in 1715 het stadsbestuur van Goes en de baljuw De Perponcher tot ongewenste persoon in Goes wegens kwaadsprekerij.11) Verder deed het Hof van Holland in 1720 nog uitspraak in een ander proces, nu met Vogel als eiser en De Perponcher als gedaagde. Dit geschil was begonnen met een zaak voor de vierschaar van Wolphaartsdijk. Barend Valentijn had namens Cornelis de Perponcher vee van Sarel Janse Oostdijk in beslag laten nemen omdat dit los liep. Op de dag van de zitting meldde baljuw Vogel zich om een veroordeling van Oostdijk te voorkomen. Na de gebruikelijke wisseling van veel stukken besloten beide partijen naar het Hof van Holland te gaan. Dit besliste vier jaar later in het voordeel van De Perponcher.12' Gekrakeel over de vis- en jachtrechten Dan de schoone visserije genaamt Focquene.13' De waterlijn vormde de grens van de heer lijkheden Kruiningen en Nieuwlande; bij het verder verlanden van het kreekrestant zullen deze grenzen steeds verder naar elkaar toe zijn geschoven. Alleen de ambachtsheer van Tolseinde bezat een klein hoekje water van de Focquene. Het ambachtsheerlijk visrecht (en jachtrecht, gezien de eendenjagers op de kaart) op dit water was oorspronkelijk in drie porties verdeeld geweest en aan het begin van de achttiende eeuw verder verdeeld geraakt in negen parten. De verpachting van het viswater leverde behoorlijk wat op. Enkele pachters waren vanaf 1717 na elkaar Jan Schepper, Gillis Jansen Mieras en Jan Rottier. De pacht varieerde van 40,- tot 50,- per jaar. In het water lag een eilandje van twee tot drie gemet met tamelijk goed gras, dat ook af en toe werd verhuurd. In de overloper stond dit binnendijkse eilandje bij de vroonlanden in Oomshoek: een vroone nevens de Vliet, die groot is soo sij seggen 2 gemet. Dit eilandje was uitgezonderd van het visrecht; het hoorde tot de vroonlanden van de Kruiningse ambachtsheer.14' Cornelis de Perponcher had in 1715 op onbekende wijze diverse eigenaren van porties van dit visrecht zo ver gekregen, dat hij zich van 6/9de deel, ofwel 2/3de verzekerd meende te hebben. Hij wilde graag het visrecht van het hele water in eigendom krijgen. Om dit te bewerkstelli gen liet hij dat jaar de drie overige bezitters van de resterende porties of hun vertegen woordigers bij elkaar komen in het huis van Cornelis Remstee in Kruiningen. Op dat moment leek de opzet van De Perponcher te gaan lukken. De andere eigenaren van gedeelten vis recht, ieder voor 1/9de deel, waren David van der Nisse, de erfgenamen van de heer Van Vosmeer en, daar kwam Vogel weer om de hoek kijken, de heer van Steenvliet. Al snel zette Vogel de voet dwars, waarmee de zaak tussen 1715 en 1717 muurvast zat. Nu bleek bovendien dat de baljuw zich illegaal (althans volgens De Perponcher) de helft van de porties van de edelman had toegeëigend en zich bovendien aan afpersing van pacht- penningen van Jan Broer de Jonge schuldig had gemaakt. Deze landbouwer boerde op een boerderij bij de Vliet. Om de ambachtsheer- lijke rechten op de hele visserij in handen te krijgen moest De Perponcher nu twee acties ondernemen: koop van de resterende drie parten waaronder één van Vogel en het terugeisen van de drie parten die Vogel hem had ontnomen. Cornelis de Perponcher schreef begin 1717 een soort plan-de-campagne hoe hij de drie ontbrekende delen in eigendom zou kunnen krijgen. Deze ongedateerde tekst, die hij Propositien de welke den Heer van Afb. 4. Foto van de huidige Kruiningse Vliet, voorjaar 2018, gezien vanaf de Kokse Dijk in zuidelijke richting. (Foto Kees Bos.) 15

Tijdschriftenbank Zeeland

De Spuije | 2019 | | pagina 17