Wolphaartsdijk aen den Heer Van der Nisse mits desen is doende noemde, is een merkwaardig stuk. Het is geschreven in de ik-vorm, en hierin werkte hij zijn tactiek uit hoe hij de jonge heer David van der Nisse op zijn hand kon krijgen. Deze Van der Nisse was één van de vele kinderen van Odijk en Elisabeth van der Nisse; hij was ambachts heer van Nisse. Vogel alias Steenvliet had eerder van een Cornelia van der Nisse het van Odijk afkomstige 1/9de deel gekocht. In de Propositien maakte De Perponcher zich zorgen dat de jonge heer Van der Nisse hem voor de gek hield (mij sulke frivolen objectien soude hebben gemaakt). Ook verzuchtte De Perponcher, dat hij Vogel alleen voor de recht bank tot medewerking kon dwingen; hij zou tegen hem een proces moeten voeren voor het Hof van Holland voor het terugkrijgen van de helft van De Perponcher's 6/9de deel, die Vogel in beslag had genomen. De Perponcher was bang dat de totale proceskosten wel eens drie a vier keer de waarde van 100 ponden van het viswater te boven zouden kunnen gaan. Deze kosten zouden op den kop vallen van den ongelijk hebbende. De Perponcher nam zich voor om aan Van der Nisse te beloven dat hij hem altijd bij zou staan als Vogel procedures tegen Van der Nisse zou beginnen. De koopsom voor het 1/9de deel van Vogel zou De Perponcher op voorhand in de vierschaar van Kruiningen deponeren. Daarmee zou ook de eigendom van dit deel aan De Perponcher komen. Nu nog even die rechtzaak uitzitten over de usurpatie van 3/9de delen die Vogel van de 6/9de van De Perponcher had genomen, zo eindigde de Propositien. Op 30 maart 1717 stond de koop van de resterende drie parten visrecht op de Focquene in de vierschaar van Kruiningen op de rol. Barent Valentijn moest namens De Perponcher dit viswater kopen, voor een koopsom van 86 ponden. De erfgenamen van de heer van Vosmeer lieten zich verte genwoordigen door Adriaen Isebree, aan de heer van Steenvliet alias Vogel was de wete gedaan, over Van der Nisse lezen we niets. Valentijn betaalde aan Isebree 1/9de deel, en ook hetzelfde bedrag aan de afgezant van de heer Van der Nisse. Steenvliet wenste niet te verschijnen voor de vierschaar in Kruiningen, noch een vertegenwoordiger te sturen. De koopsom voor zijn deel lag gereed in Kruiningen, waarmee de koop rechtsgeldig werd geacht. Voor 86 ponden zou De Perponcher eigenaar van het visrecht worden.15' Vervolgens startte de edelman een nieuwe zaak voor het Hof van Holland in 1717, die in 1722 tot een uitspraak zou leiden. De Perponcher eiste gijzeling omdat Vogel hem belemmerde in zijn recht op bevissing van de Vliet.16' Het vonnis van het Hof van Holland van 31 juli 1722 luidde, dat Vogel moest erkennen dat De Perponcher het viswater al voor 2/3de had bezeten. De aankoop van de resterende drie delen noemde het vonnis niet. Afb. 5. Detail kaart Nicolaas Visscher omstreeks 1650. De locatie van De Vliet, die al buitendijks begint, is behoorlijk nauwkeu rig. De vormgeving ervan in een rechte streep doet wat merkwaardig aan, zeker in verge lijking met de weergave van het water in de Oud-Krabbendijkepolder. 16

Tijdschriftenbank Zeeland

De Spuije | 2019 | | pagina 18