En, trouwens ook de naam de Neuse. De per celen met deze namen worden in de overlopers direct na elkaar genoemd en dat betekent dat de percelen aan elkaar grenzen of in ieder geval toch vlakbij elkaar liggen. Op afbeelding 4 hebben wij de percelen met deze namen aan gegeven en de naam de Neuse lijkt nu ook wel verklaarbaar te zijn. Dat perceel heeft immers de vorm van een menselijk gezicht met een vooruitstekende neus. Beide percelen zijn ook enige tijd eigendom geweest van de eigenaren van onze hoeve, die zo ver in de Moer lag. De vooruitstekende neus is, zoals ook uit een luchtfoto blijkt, tot op de dag van vandaag in het perceel aanwezig. Het met 35 roeden in 1708, wegens zand winning, verminderde perceel De eigenaren van de hoeve waren geruime tijd ook eigenaar van een perceel, groot 1 gemet en 275 roeden, grenzend aan de oostzijde van de Reeweg, niet ver van de afslag met de Vlakeweg. In de overlopers vanaf het jaar 1708 staat in de kantlijn bij dit perceel vermeld dat in 1708 het perceel met 35 roeden is verminderd door een zandput. Het perceel is dus gebruikt voor zandwinning waarmee wellicht de Reeweg is opgehoogd. Het was natuurlijk efficiënt en veel goedkoper om het geschikte ophogingsmateriaal in de directe omgeving weg te halen. De reden dat dit zo Afb. 3. Bron www.topotijdreis (jaar 1914). is de looproute vanaf de Everseweg over het perceel met de veldnaam de Ommeloop. De looproute gaat in oostelijke richting verder naar de zoekweg en heeft een aftakking rich ting de hoeveis beplanting/bomen. expliciet in de overlopers is vermeld, zal wel te maken hebben met het feit dat door de verkleining van het perceel minder belasting betaald moest worden. De afgraving zal ook wel in het terrein zichtbaar zijn geweest. Er is nu niets meer van te zien. De hier uitgevoerde ruilverkaveling heeft alle mogelijke sporen uitgewist. De hier geschetste situatie komt in de Yerseke Moer wel meer voor. Bijvoorbeeld: in de over lopers vanaf 1751 staat bij de hoek tusschen Rietspierswegeling en Everschenweg bij een perceel vermeld dat er sprake is van een vermindering van 171 roeden tot verhooging van den Evertsenweg.24' Een veronderstelling die aanvechtbaar is! De twee inmiddels verdwenen boerderijen die we hiervoor hebben besproken lagen allebei dicht tegen de Breedeweg/Reeweg. Op kreekruggrond dus, op de plek waar vroeger de Wijdee of een aftakking daarvan zal hebben gelopen. Hoe zit dat met onze hoeve die zo ver van de Reeweg lag? In 1950 is G. (Gerrit' de Bakker gepromoveerd op het onderwerp: De bodemgesteldheid van enkele zuidbevelandse polders en hun geschikt heid voor de fruitteelt. Dit proefschrift is in boekvorm verschenen en voorzien van een aantal losse bijlagen.25' Een van de bijlagen is een fraaie bodemkundige detailkaart van de Yerseke Moer, waarbij ook de kadastrale ondergrond uit die tijd is gebruikt. De kadastrale percelen zijn nagenoeg gelijk aan de vormgeving van de percelen zoals we die zien bij de invoering van het kadaster in 1832. Het is dan ook niet moeilijk op de bodemkaart van De Bakker de plaats te lokaliseren van de verdwenen hoeve. De hoeve was, volgens de bodemkaart, gebouwd op zogenaamde over- gangsgrond. Op de kaart zien we verder ook goed de ligging/het verloop van de oude kreken. Vlakbij de hoeve eindigt een vrij forse uitloper van de kreek waarop nu de Reeweg ligt (zie afbeelding 7'. De plaats waar de hoeve lag is nu lager gelegen dan de westelijk daarvan gelegen kreekruggrond. Wij menen evenwel dat dit in het verre verleden juist omgekeerd was. De plaats waar de hoeve lag, dus even buiten de kreekruggrond, lag destijds hoger dan de kreek. 35

Tijdschriftenbank Zeeland

De Spuije | 2019 | | pagina 37