publiekelijk. En zo zijn er nog wel namen te noemen, waarbij men thans de wenkbrau wen fronst. Een andere Duitse activiteit was het organiseren van een reis naar Osnabrück om de zegeningen van het nationaalsocia- lisme op cultureel gebied aan de Zeeuwse deelnemers te tonen. Het viel natuurlijk voor de meeste Zeeuwen niet altijd mee om hun weg te vinden in de bezettingstijd. Zo moesten bijvoorbeeld alle publieke figuren en ambtenaren najaar 1940 een verklaring inleveren, dat zij niet tot de joodse bevolkingsgroep behoorden. Een weigering om deze in te vullen en te ondertekenen betekende ontslag. Een principiële stellingname hield een verblijf in een Duits kamp in. Er waren nauwelijks weigeraars. Niet alleen omdat men kenne lijk onvoldoende de achterliggende Duitse gedachte onderkende. In het Nederlandse gedachtegoed was ook vaak sprake van een KLFEDERDRACHTEN SERIE D ^NOVEMBER Afb. 2. Winterhulpactie met Zeeuws meisje. (Foto uit het boek.) neerbuigende kijk op de Joden. Dat komt onder meer naar voren in door de bevolking gebruikte uitdrukkingen, zoals 'Jodenlijm', waarmee men spuug bedoelt. Dat wordt bij voorbeeld ook duidelijk uit de dagboeken van de Londense minister Van Lith de Jeude, die meerdere malen blijk geeft van zo'n neerbui gende kijk op de Joodse landgenoten. Naarmate de oorlog vorderde werd de dwingende hand van de bezetter meer en meer voelbaar, misschien ook een verklaring voor het toenemende bioscoop- en theater bezoek. Men had even gelegenheid om aan de dagelijkse zorgen te ontsnappen. En wat de filmvertoningen betrof: in het begin van de oorlog mochten Engelse rolprenten en Hollywoodfilms gewoon vertoond worden tot het moment, eind 1940, dat de Duitse censor dat verbood. Kunstenaars en schrijvers die zich al dan niet tijdelijk tot de Nieuwe Orde bekeerden, kregen echter volop mogelijkheden om zich aan de bezetter te verrijken. De Zeeuwse Beauftragte kocht meer dan eens schil derijen van Zeeuwse kunstenaars aan, in navolging van nazi's als Hitler, Göring en Seyss Inquart. Münzer kocht werk aan van de in Veere woonachtige kunstenaar Van Dijck. Hij bleek in dit verband zelfs bereid om diens vrouw, een Jodin, de mogelijk heid te bieden om in Zeeland te blijven. Zij overleefde de oorlog. Ook kunstenaars als Kimpe en de schrijver-dichter-burgemeester Beversluis konden op hun terrein ongestoord hun gang gaan. Dat brak ze na de oorlog op. Ze kregen een plaats in de kampen, zoals in Ellewoutsdijk en Rilland. Dat verhinderde hen echter niet om naar penseel en des dichters pen te grijpen. De hen door het naoorlogs tribunaal opgelegde straffen vielen echter mee. Begin jaren vijftig van de vorige eeuw orga niseerden ze al weer gezellige avonden met andere Zeeuwse voormalige Duitsgezinden en NSB'ers. Münzer, na de oorlog eveneens veroordeld, ontmoette na het uitzitten van zijn straf, met enige regelmaat naar Zeeland op vakantie zijn vroegere vrienden. Van Driel's boek biedt vaak een onthutsende kijk op een stukje Zeeuwse geschiedenis, 51

Tijdschriftenbank Zeeland

De Spuije | 2019 | | pagina 53