toegekend zou worden. Het belangrijkste
argument was dat er feitelijk geen polders
meer waren omdat de zeedijken nagenoeg
waren verdwenen. Men kreeg het advies om
zich te wenden tot de rijkoverheid omdat
de spoorlijn, die ook bedreigd werd door de
watervloed, een rijkstaak was. Vervolgens
wendde men zich tot de minister van
Waterstaat, Handel en Nijverheid voor een
rijkssubsidie.190 Er kwam een overleg met
minister J.D. Veegens, van dit ministerie
in het kabinet De Meester. Vanaf 1 juli
1906 zou er een zelfstandig ministerie van
Waterstaat komen.20) De minister onder
kende het probleem, maar vond dat hij niet
de bevoegdheid had om hierin op te treden.
Het is illustratief voor de wijze waarop de
verschillende instanties probeerden de ver
antwoordelijkheid en de daarmee gemoeid
gaande financiële lasten door te schuiven.
Ondanks deze terughoudende rol van de
rijksoverheid werden door de verschillende
ministers wel pogingen ondernomen om
te komen tot een vorm van hulpverlening
voor de bewoners. Op initiatief van minister
P. Rink van Binnenlandse Zaken werd de
Provinciale Watersnood Commissie (PWC)
Afb. 5. Doorgebroken dijk van de Engelse Polder.
opgericht. Doel was om de verschillende par
tijen met elkaar in contact te brengen. De
terughoudendheid bleef echter groot, zoals
blijkt uit een schrijven waarin de minister
aangaf dat wanneer er meer hulp van rege
ringszijde nodig was, dit aangegeven moest
worden. Het ministerie van Oorlog was
bereid op aanvraag militairen in te zetten.21)
In Zeeland kwam er een Provinciaal
Watersnood Comité onder voorzitterschap
van Jhr. Mr. E.A.O. de Casembroot (1860
1922), vader van de latere commissaris der
Koningin in Zeeland.22)
In vele plaatsen verschenen noodcomités,
zoals op het eiland Tholen waarin de nota
belen van het eiland zitting hadden, zoals de
burgemeesters, de kantonrechter, dominees,
pastoors en de voorzitter van het wezen- en
armbestuur. Vier dagen na de ramp stond
er in het weekblad De Ierseksche en Thoolse
Courant op de voorpagina een oproep met de
wervende kop Dringende bede om hulp!23' In
Rilland-Bath kwam er een comité waar het
voltallige college van burgemeester en wet
houders in het bestuur zat, aangevuld met
enkele notabelen uit de kerk, twee raads
leden en een dijkgraaf. Onder de aanhef
WateryFoed in Zetland up I
6